Elly Stolwijk, beeldend kunstenaar en dichter, debuteerde in 2020 met liefde de vluchtige holte, uitgegeven door In de Knipscheer. Bij dezelfde uitgever verscheen onlangs De laatste framboos. Haar debuutbundel draaide om de thema’s sterven en rouw. Zij dichtte onder meer over haar doodgeboren dochtertje. De tweede bundel is uitsluitend aan haar gewijd, meer dan vijfentwintig jaar na dato. Het verhaal, van zwangerschap tot rouw, wordt verteld in zeventig teksten, meestal zonder titel. De bundel opent en sluit met genummerde zesregelige gedichten. De illustraties, pentekeningen in zwartwit, zijn van de hand van de dichter.
Hoewel het onderwerp is beladen met onuitsprekelijke liefde en verdriet, weet de dichter een melodramatische toonzetting te vermijden, zonder in een onderkoelde toon te vervallen. Heel wat passages zijn feitelijke mededelingen, die naadloos overgaan in poëzie, maar steeds zonder opsmuk. Met als resultaat dat de emotie bij de lezer overkomt, soms zelfs hard aankomt, en nooit als vals wordt ervaren.
De schikking van gedichten wordt bepaald door de opeenvolging van gebeurtenissen. Het openingsgedicht 0/9 luidt: Dat zij terugkeert is uitgesloten / bijvoorbeeld als een vallende ster / een stukje heelalsteen dat nog rest // dat na de moordende reis door de dampkring / en het afkoelen in een zoete beek / eiwitketens gaan krioelen – nee- .
De ouders hadden een naam bedacht, die profetisch bleek te zijn: We noemden haar renée sterre / een naam die bleek te passen / bij haar hoedanigheid van dood.
We volgen de periode van zwangerschap, waarin zich een intieme relatie ontwikkelt tussen moeder en kind. Waarnemen werd een feest, / Ik leende je mijn ogen, oren, neus, mond huid. Dan groeit een bang vermoeden. De verloskundige … kwam, zette een apparaatje, ontvanger van geluiden, op mijn buik. / Schoof ermee, luisterde, fronste haar wenkbrauwen. /Tevergeefs zocht ze naar jouw harttonen. / Ze vond het onderaards galopperend veulentje niet. Dan krijgt moeder krijgt te horen wat ze al wist: de baby in haar buik is dood. Intra-uteriene vruchtdood. / Dat was jouw lot, mijn mooie dochter. / Te sterven in mijn baarmoeder, in het vol liefde ingerichte tabernakel. Het is een niet te plaatsen ervaring, moeilijk onder ogen te zien: Een taal die niet communiceert past bij een zwangere buik / met een dode baby erin. / Ik zou over die taal willen doorgaan. / Zou al die rudimentaire haakjes willen opwerpen tot een dijklichaam tussen nu en straks.
De overleden baby moet langs de weg van de bevalling ter wereld komen. Dan volgen zware momenten: de autopsie (die geen doodsoorzaak aan het licht brengt) en het fysieke afscheid. Woensdag bezoeken wij jou, klein meisje in je blauwe cape. / Ik verstar in het kijken naar jouw gesloten gezicht. / Je bent ouder geworden. / De stilte om jou heen is volmaakt en ondoordringbaar. Bij het graf gaat door de moeder heen: Hier sta ik, ik sta hier niets te dragen. / Niets dragen mijn armen die ik buig en ophef tot voor mijn borsten. / Vul die zachte ruimte met druiven, abrikozen, met prachtig fruit. / Nauwkeurig tot op de laatste framboos zal ik haar wegen. / Weet ik nog haar broze gewicht. / Weten mijn armen, in diepslaap en ver daaraan voorbij, / hoe zwaar toch en hoe licht.
De laatste framboos, Elly Stolwijk, Uitgeverij In de Knipscheer, Haarlem, 2021, ISBN 9789493214521 NUR 306
(Will van Broekhoven)