Liefde Strijd Dood


In zijn jongste bundel, Liefde Strijd Dood, vat Kees van Meel in drie woorden het leven samen. Tussen de regels smeedt hij gestaag aan zijn ‘wapen tegen de vergankelijkheid’, verlangen. In bijna alle gedichten uit de bundel spreekt dat verlangen. Naar liefde, naar erkenning, naar overwinningen, naar het leven. Na elke val opnieuw opstaan, doorgaan, in herhaling vallen, accenten verleggen, verder gaan. Je hoort als het ware, terwijl je de bundel langzaam van kaft naar kaft leest, de stem van de coach die vanaf de zijlijn het gevecht op de velden volgt: opstaan, doorgaan, verder, verder.

Ondertussen blijft weinig leed je bespaard: liefdeloosheid, agressie, beschimpingen, verleidingen die zich tegen je keren, onbereikbaar geluk.

Portret van volmaakte zinloosheid

Als perfectie zo in je ogen kijkt
verliest zinnigheid zijn waarde

komt snokkend je ware ik naar boven
dendert elke vergelijking langs haar heen

weet niemand meer wat leven zonder haar is
slaat die indruk een dol gedreven spijker in je kop

ternauwernood ontsnap je aan de totale gekte
van overgave aan die vreemde vrouw

die blijft zwerven in je bloed
zweven in je hart
zweten in je oksels

maar die dat nooit te weten komt


Het tweede deel van de bundel, Strijd, is bijna geheel gewijd aan wielergedichten waarin beschreven wordt wat elke wielrenner in zijn carrière meemaakt: alles tussen valpartij en overwinning. Kees van Meel portretteert een aantal idolen: Annemiek van Vleuten, Tom Dumoulin, Mathieu van der Poel, Rini Wagtmans. Hij memoreert Harm Ottenbros die na zijn wereldkampioenschap van het peloton nooit meer een wegwedstrijd mocht winnen. Hoe zoet smaakt dan een zege?

In die laatste herkenning worden veel gedichten belicht, de keerzijde van alles, het onoverkomelijk verlies. Het zijn inderdaad niet de vrolijkste gedichten die de dichter ons voorschotelt, er schuilt veel onechts in de liefdes die hij ten tonele voert. Alsof het leven een tranendal is dat zich steevast herhaalt. Totdat een laatste beeld de ene cyclus beëindigt en de andere introduceert:

de doldwaze gedachte aan haar zadel
waarop een glanzende afdruk van haar
haast almachtige bilpartij (van Liefde naar Strijd)


en

ver achter het front staren kijkers naar de strijders
een winnaar en veel verliezers (van Strijd naar Dood)


Het is rauwe poëzie die Kees van Meel schrijft, hij kiest woorden die schrijnend vastleggen hoe schoonheid haar gezicht verbrandt. Zoals de slotregels in Weg van liefde:

valse klanken volop krijsend in hun oren
als laatste kreten tenslotte verliet je
bij gebrek aan diepgang die wereld


Kees van Meel is een dichter die ook nadenkt over de compositie van de bundel, de samenhang van thematiek en woord, de binding tussen woord en beeld. Dat geeft zijn bundels een extra dimensie.
Dat hij daarbij niet schuwt om eerder gepubliceerde gedichten opnieuw op te nemen, is een consequentie die wij als lezer ook moeten accepteren *).

In zijn elfde (twaalfde?) bundel is de dichter bijkans nog rauwer, cynischer dan in zijn voorgaande werk. En toch is dat ook de charme ervan.

*) Het openingsgedicht van Liefde Strijd Dood was het slotgedicht van de bundel Landschap van woorden (2018)


Liefde Strijd Dood, Kees van Meel, Uitgeverij Van Kemenade, Breda, 2021, ISBN 978-90-71376-75-7

(Wim van Til)