Samen met de spotters aan de Schelde


André van der Veeke debuteerde in 1992 met zijn poëziebundel, Het testament van de sneeuw. Sindsdien verschenen van zijn hand onder andere Reizigers voor alle richtingen, Moerasbeest Verdriet, Blauw als ijs, Poldergeest en Dwangarbeider van de poëzie. Na dertig jaar gunt hij zichzelf een bijzondere bundel, Het schuimspoor van het onbereikbare, luxueus uitgegeven door Liverse, Dordrecht. Het boekje oogt fraai. De aan beide zijden uitklapbare kaft laat aan de binnenkant twee keer dezelfde foto zien, aan de voorzijde in grijstinten, aan de achterzijde in kleur. De foto, van Eugène Kruijsse, is genomen aan de Scheldeboulevard in Terneuzen, de stad waar André zijn domicilie heeft. In stoeptegelgrote letters is daar een versregel van hem te lezen: Waar het licht bijna te zout is voor het oog. Op de achtergrond strekt de zeearm zich uit. Daarboven hangen laag donkere wolken waar hier en daar een beetje zonlicht doorheen dringt. Aan de buitenkant toont de omslag een fragment van een schilderij van de kunstenaar Leen van Duivendijk. Vormgeving en typografie zijn van Hans Bommeljé. De bundel voelt aan als een rijk bezit.

De dichter is gefascineerd door de wereld van de spotters, die aan de kop van de pier vrachtschepen zien komen en gaan en alle vaarbewegingen registreren. Samen met hen wacht hij tot ze aan de einder opdoemen, traag en spookachtig voorbijgaan en aan de andere horizon verdwijnen. E.R. Los Angeles: Kolossale schaduw over het beenderwitte spoor / Dodenschip pal onder de zonnige kustlijn / Het water even blauw als de hemel erboven / En later de langdurige dreiging van een / zwijgende, loodrechte achtersteven.

Over de spotters, in Schepen als houvast: Ze zoeken houvast bij hun maritieme religie, / bij het schuimspoor van het onbereikbare // Na alle geestverschijningen blijven ze / verweesd achter met hun hongerige camera’s.

Het gadeslaan van scheepvaartverkeer gebeurt in alle sereniteit. Als een hoogst enkele keer iets onverwachts gebeurt wordt dat niet ervaren als een storende inbreuk. Uit de koers raken: In het containertijdperk rolt de Schelde / Als een mechanische trap naar Antwerpen//uit de koers raken klinkt dan veelbelovend; / de vaargeul, dat platgetreden pad, negeren // Het wachten in bloedarme mist en lege / kou eindelijk bekroond met een surplace.

André van der Veeke gaat te werk met superieure souplesse en een gevarieerd palet, wat een enkele keer leidt tot barok taalgebruik. Het beffen van basalt: Slurpen en slikken als in een bordeel voor reuzen / Of kalme holle slagen met boventonen // Het ruisen waar geen riet is, het afknijpen / Druppelen, dreinen, vloeibaar geroezemoes // Gorgelen, spuwen, klappen, sissen / Kotsen dat ze klotsen noemen // Spoelen, lekken, uitlopen, indalen: / het beffen van basalt.

Achter al die geobsedeerde observaties schuilt een diep verlangen. Sittin’ in the dock of the bay: Hij zou het liever in één keer achter zich laten / Zijn hele bestaan door onbekende bestemming uitgewist: / nachtelijk vrachtschip, touwladders / Maandenlang overgeleverd aan de schommelende gang / van rivier, zee of blinde oceaan

Het schuimspoor van het onbereikbare, André van der Veeke, Uitgeverij Liverse, Dordrecht, 2021, ISBN 9789492519399

(Will van Broekhoven)