De mens in woord en beeld


Er waren eens twee studiegenoten die na het behalen van hun diploma’s hun eigen weg gingen om decennia later weer op elkaar te stoten. Ondertussen was er veel gebeurd sinds het verlaten van de Gentse universiteit. Pierre Mahy, trouwe volgeling in de Academie Deinze richting beeldhouwen, liet zich wat later inpalmen door de passie voor literatuur, terwijl Patrik Rogiers, trouwe adept van de Academie Sint-Niklaas, de plastische kunsten omarmde. Twee laatbloeiers wier talenten voor verrassingen hebben gezorgd. Door een toevallige her-ontmoeting besloten beide mannen om de handen in elkaar te slaan. Het resultaat van deze beslissing ligt vervat in de bundel SYNERGIE.

Een keurige uitgave van 74 bladzijden met 32 tekeningen van Patrik Rogiers en 33, wellicht niet toevallig, aansluitende gedichten van compagnon Pierre Mahy. Beide kunstenaars hebben een traject afgelegd dat de moeite is. Bij de dichter lezen we sterke emotievolle gedichten waar het lichamelijke en psychische lijden van de mens een rode draad wordt. Er zijn sterke verwijzingen naar het plastisch werk van Rogiers zonder daarom een platte afspiegeling te zijn van wat op het kunstwerk te zien is. De gedichten kunnen zich losweken en een eigen leven gaan leiden.

Requiem

Stilte
midden in de storm
Wegebben
Willen slapen
op zijn twee handen

Na
Zoveel oproer
Zoveel weerstand

Terugkeren
naar eenvoud,
geborgenheid
In de eigen
tuin van Heden
Niemand hoeft er mij te zoeken
Niemand zal er mij vinden

In alle onvolmaaktheid
stappen
in een andere wereld
Met dromen van
vergiffenis krijgen
Beter nog
vergiffenis schenken

Vrede omarmen

In heel de bundel is de kwetsbaarheid van de mens duidelijk aanwezig. De menselijke tekorten, het afzien, het gestraft worden tekent Rogiers op een verbluffende manier. Er is zoveel vakmanschap dat de bezoeker van zijn werk tot stilstand komt. De toeschouwer wordt verplicht om na te denken en wordt gefixeerd door penetrerende blikken die beschuldigend zijn richting uit kijken.

Door middel van pastel, houtskool en bister; een geelbruin kleurpigment dat vervaardigd is uit het roet en teer van verbrand hout of schellak of de gemalen bast van walnoten en Arabische gom, wordt de menselijke anatomie vakkundig uitgebeeld.

In de poëzie van Mahy zweeft de onderliggende gedachte dat de mens beter kan en moet worden. Zijn taalgebruik doet niet moeilijk; zijn woordenschat blijft nuchter en schuwt de hoogdravendheid. De dichter heeft lak aan taalconventies en rukt zich los van interpunctuele belemmeringen. Zowel in de tekeningen als de bijhorende tekeningen is er een sterke spirituele, religieuze invalshoek. Zowel de poëzie als de kunstwerken hebben een duidelijke missie; ze steken de vinger in de wonde van een maatschappij dat vooral gedreven lijkt door entertainment en plat mercantilisme. Deze SYNERGIE is daarom een te respecteren sociaal geëngageerd werk, dat verder reikt dan de vaak voorkomende egocentrische zelfbevrediging. Deze bundel is er vooral voor de medemens, die op zoek is naar een trage studie, een louterend ervaren van fascinerende tekeningen en te smaken pretentieloze gedichten.


SYNERGIE, Pierre Mahy en Patrik Rogiers, 2021, ISBN 9 789 464 516 845

(Frank Decerf)

Al dat jij dat ik niet ben


Tijdscapsule
van Francis Cromphout is een ontroerende dichtbundel waarin het verdriet bij de dood van een dochter (en de dood tout court) centraal staat. De driedelige structuur van de bundel is zowel doordacht als doorleefd. De gedichten evoceren een rouwverwerking waarbij de rouw niet wordt overwonnen maar zich eerder bestendigt: rouw verwekt enkel een oneindig gemis. De dichter schrijft: zwaar is je afwezigheid/de leegte van lood/die al de tijd dat ik hier nog rondwaar/mijn stap zal vergezellen.

Beeldspraak, de eerste cyclus, is bespiegelend van aard. Het motief van de spiegel, het sprekende beeld, verspreidt zich over heel de bundel: beeld dat mijn lichaam omspant/met al dat jij dat ik niet ben/ga ik gekleed in je/als in mijn enige spiegel. Elementen als ‘nacht’, ‘droom’, ‘ogen’, ‘blindheid’ doordesemen de cyclus. De dichter motiveert zichzelf: ongezien zie ik toe/hoe de geest in mij/al het stof dat nadert/alles naar binnen zuigt/jij mijn lezer incluis/als je je over deze woorden buigt. Het particuliere verdriet (dat als fantoompijn wordt aangevoeld) wil met een lezer gedeeld worden om op die manier het verdriet om te buigen tot een algemeen-menselijk verdriet: dieper nog dan de droefheid/is er de droom van de droefheid/eindeloze tunnel door de diepzee/naar telkens opnieuw die droom.

Het tweede deel Je bent niet gestorven is ronduit aangrijpend en ontwapenend. We lezen gedichten die vrij van pose zijn. Ze zijn niet larmoyant of zwaar beladen elegisch. Een soort ‘afstandelijkheid’ laat zich aanvoelen. Alsof de dichter niet meer dan een getuige probeert te zijn: vanop een afstand zie ik dit gebeuren/bij de gedachte/dat de dood mij niet kan deren. Maar de wezenlijke betrokkenheid kan uiteraard niet worden weggedacht: het leven gaat oorverdovend verder/wij blijven achter, gestold in de stilte/met jouw beeld gekleefd op ons netvlies. Vergeten of loslaten horen er niet bij: nu je er niet meer bent/ben je er toch weer’ – je bent er reëel/maar ik vat je enkel virtueel. Het gedicht is een tijdscapsule die bewaart wat was, die het verleden doet handhaven in het nu: een verleden zonder toekomst, een verleden louter voor het heden: alles van jou wat onze zintuigen bezocht/flarden van de herinnering/opduikend voortdurend/en weer weggeduwd/door andere gedeelde momenten.

Is de derde cyclus Met het leven bijeen een poging tot een consolidatie van en met het verdriet? Wat blijft er over als het besef groeit dat elke lijn/alleen maar naar haar dood voert en dat de tekening ‘af’ is? Met de tijd sluit je geen compromis: die tikt van ogenblik tot ogenblik verder af. De dichter bevraagt zich met de nodige scherpte: door afgronden bewoond/wat zou mijn huis kunnen zijn? Hij stelt vast: het ogenblik is mijn enige ruimte/onophoudelijk verplaatst. In de eerste cyclus lazen we het al: ogenblik dat je zal bewonen/je hele leven lang. Een balans wordt opgemaakt: liefde of zijn afwezigheid/is het enige wat is. Het laat de mogelijkheid tot kwetsbare spraak open: maar soms spreek ik je uit/als een zeepbel/waarin helderheid woont.

Francis Cromphout toont zich in deze bundel in tere en humane gevoeligheid.

Tijdscapsule, Francis Cromphout, Beefcake Publishing, Gent, 2021, ISBN 978 949 311 17 52

(Alain Delmotte)