Joris Iven is niet alleen dichter maar ook recensent, toneelschrijver en gewaardeerd vertaler. Hij was een tijd hoofdredacteur van Deus ex Machina en is bekroond met diverse literaire prijzen. Kortom in hart en ziel een man van de letteren.
Met de bevreemdend aandoende titel De weg naar Pitchipoi levert Joris Iven zijn tiende bundel af. Uit het citaat van Marceline Loridan-Ivens bij het begin van de bundel blijkt dat Pitchipoi een Jiddisch woord is dat kinderen gebruikten als ze praatten over vertrekkende treinen. Ivens en Iven, slechts een letter verschil maar toch toeval en helemaal geen familiale banden. De dichter, zo vertelde hij mij, heeft wel een sterke intellectuele band met Joris Ivens, de cineast en zijn echtgenote Marceline Loridan van Pools-Joodse afkomst. Bovendien is dichter Iven geboeid door de relatie tussen film en poëzie als kunstvormen, die beiden beeldtaal als een essentiële component hanteren.
De bundel, die één lange zoektocht van de dichter is naar zijn verleden, bestaat uit vier cycli: Heengaan, Stilstaan, Op en neer gaan, Heen en weer bewegen. De titels duiden reeds de stappen aan in die tocht. Het heengaan van zijn vader en moeder in flarden van herinnering: Tijden worden afgesloten. / De eindnotering wordt neergeschreven; de reflectie daarover: Ik ben de eenzaat die bloemen brengt; heen en weer sporen zoeken, doodlopende wegen inslaan, terugkeren en verder dwalen om dan toch vast te stellen: Er is een weg te gaan, en er is geen weg terug; om in de laatste cyclus die weg – die naar Pitchipoi? – in te slaan met vallen en opstaan: Op mijn weg balanceer ik voortdurend op de rand / van de afgrond, hecht me aan het pad / en tast naar de wand. Tot op het einde een zekere berusting valt: Ik klim tot de laatste sporten van de ladder / en zie de dingen telkens weer / vanop een nieuwe hoogte.....Ik blijf de Ipianospeler / die met verstijfde vingers / speelt wat hij kan. // Niemand wil me horen. / Het schoteltje blijft leeg.
Met deze bundel schrijft Joris Iven een beklijvende en beklemmende queeste naar zijn oorsprong, die naarmate de bundel vordert een tocht is naar zichzelf. Langzaam vermengen zich de beelden van een vader en een moeder met flarden van verloren liefdes. Twijfel, onmacht en ontreddering spreken haast uit elk gedicht. Het huis met vage herinneringen als symbool van een verloren geborgenheid: Het huis is ingestort, het dak, de middenbeuk, / het kruis, de wanden.
Het poëtisch palet dat de dichter hierbij hanteert lijkt van een bedrieglijke eenvoud, geen ingewikkelde constructies, moeilijke woorden of neologismen, maar toch enorm beeldrijk en poëtisch. Juist daardoor is zijn schriftuur bijzonder direct en indringend in een volgehouden cadans. Wie iets wil zeggen, heeft winter nodig, / kale takken zonder blad, / het spoor van vogels, / niet hun fluiten.
Deze bundel ontstijgt het therapeutische geschrijf, waaraan nogal wat jonge dichters zich bezondigen en bevindt zich in die context op een eenzame hoogte. De dichter transcendeert zijn eigen twijfels in een eerlijke en confronterende introspectie. Zonder franje ontvouwt hij vanuit zijn persoonlijk universum het pad dat elke mens moet gaan om antwoorden te vinden op wie hij/zij is, om te ontdekken dat aan het einde elke mens wezenlijk alleen is.
Waar kom ik vandaan en waar ga ik naartoe? Die boodschap blijft kleven lang na het lezen. Zo is de weg naar Pitchipoi ieders weg naar zichzelf. De dichter verdwijnt en de lezer blijft over.
De weg naar Pitchipoi, Joris Iven, Uitgeverij P, Leuven, 2021, ISBN 978-94-93138-53-7
(Richard Foqué)