De uithoeken van de geest

Titelloze gedichten van elk 10 regels, samengebracht in 4 cycli: Richard Foqué (1943) noemde zijn bundel Hier staan wij. Dat klinkt nogal definitief, maar de bepaling van plaats biedt in dit geval allesbehalve een verhelderende houvast. Zeker, je bent tot ergens gekomen in dit leven, maar tot wat of tot waar in vredesnaam?
‘Het bestaan’ wordt in deze gedichten niet opgevat als een vanzelfsprekendheid. In het poëtisch bewustzijn van Foqué loopt het besef van bestaan parallel aan een prangende existentiële vraag. Hoe weeg ik de waarde van het zijn, hoe relevant ben ik in het tijdloze onmeetbare?
Een broodkruimel te zijn op de rok van het universum: het hield ook Lucebert bezig. De denkende en voelende mens ontkomt niet aan deze ‘ongemakkelijke’ constatering. Maar hoe ga je er mee om?
Foqué werkt zijn thema beheerst en  doeltreffend uit. Zijn poëzie is in de eerste plaats van endogene aard. Alles staat in dienst van een inwendige koorts die met hulp van taal bedwongen of althans verbeeld moet worden. In een streng volgehouden cadans van cri de coeurs met steeds dezelfde lengte roept de dichter een staat van twijfel op die de som is van zijn overwegingen.
De lezer tast, overweegt en twijfelt mee. Het geheel heeft iets van een proces. In navolging van procesmuziek (minimal music) kun je hier misschien spreken van een soort procespoëzie.  Onontkoombaar repetitief betrekken de gedichten je bij een verontrustende  meditatie. Vader en moeder, wijsheid en warmte tollen door een innerlijk universum om tegenwicht te bieden aan kilte, leegte en vergankelijkheid. De diepste impuls in het bestaan, de motor achter deze gedichtenstroom, is uiteindelijk vertwijfeling. Dat lijkt tamelijk zwaar op de hand, maar bij Foqué pik je het door zijn soepele en ingehouden manier van componeren. Hier staan wij is geen bundel van losse gedichten. Het is een aangrijpende onderdompeling in veel.

2.13

Zo tussenin zijn
tot geen enkele kant behoren
schaduw zijn vergeten
in de draaikolken van de tijd.
De wachtkamer binnengaan
de teerlingen werpen en wachten
tot je schaduw een deur bouwt.
Je naam vergeten en naamloos
onder de naamlozen
geroepen zijn.

Als tijd, ruimte en herinneringen geen kader bieden waarbinnen je je geborgen voelt, dan schep je een kader van taal. Onmacht en ontworteling laten zich bij Foqué overtuigend en zonder pathetiek aanraken.

4.3

Hier staan wij
wachten wij.
Gekerkerd in de tijd
onzichtbaar onuitgesproken
verdwaald in de geschiedenis
in bedrieglijk verleden.
Kinderdromen
bang gehuil
tekens op de muren.
De pijn is oud.

Dit samenstel van verzen is een organisme dat omkeert en onthecht. Toch stijgt deze poëtische nulmeting moeiteloos boven het domein van donkerte en beklemming uit..

Alsof alles nog moet beginnen
alsof wij nooit hebben bestaan
alsof de wereld
opnieuw wordt uitgespuwd.

Foqué gebruikt geen fluwelen handschoenen, hij stelt de lezer niet op zijn gemak. Zijn gedichten spoken. Ze sturen de dichter naar de uithoeken van de geest en bewegen tot denken en voelen.

Hier staan wij, Richard Foqué, Uitgeverij P, Leuven, 2015, ISBN 978-94-91455-67-4

(Erick Kila)