In zijn in memoriam (in freespace
Nieuwzuid) noteert Hans Vandevoorde terecht: “Te weinig bekend,
onvoldoende gewaardeerd en te vroeg gestorven.”
Michel Bartosik (1948-2008)
publiceerde vijf dichtbundels: Linguïstiek (1975), De
verzamelnaam der eenzaamheid (1976), Rigor mortis
(1980), Sunt lacrimae (1990) en Geschreven familie (2003). Hij verzorgde mee de tweedelige uitgave van
de verzamelde gedichten en essays van Jan de Roek (1980).
De poëzie van Bartosik bleef
door de media zo goed als onopgemerkt. Dat griefde hem dieper dan verwacht
mocht worden van de relativerende en soms geamuseerde toeschouwer van het
literaire schouwspel die hij op zijn beste momenten was. Hij was wel geheel
gespeend van assertiviteit maar diende niettemin op hoop van zege bundels in
bij Nederlandse uitgevers, maar ze werden steevast geweigerd, haaks als ze stonden
op de toen heersende tijdsgeest. Vanaf het begin van de jaren 80 trok hij zich
bewust terug, ontgoocheld als hij was, in een soort van bezinnende splendid isolation. Het overlijden van
zijn vader resulteerde in Sunt lacrimae (1990), hernomen in
Geschreven
familie (2003).
Ondertussen waren wel gedichten
van hem opgenomen in de bloemlezingen van Willy Tibergien (Zeventig voorbij,
1980) en Marc De Smet (Droom en doem, 1985). De bekende
bloemlezing van Dirk van Bastelaere c.s. (Hotel New Flanders, 2008) bracht
zijn werk opnieuw onder de aandacht. In 2006 kreeg Bartosik de Poëzieprijs van
de Provincie Antwerpen.
In academia kreeg Bartosik ook
al te geringe aandacht. Altijd weer vogels die nesten beginnen
(2006) van Hugo Brems brengt geen aandacht op voor de poëzie van Bartosik. Net
als zijn vriend Wilfried Adams wordt hij slechts vermeld in verband met de
‘Proeve voor een Impuls-manifest’. (Dat is nota bene ook het lot
beschoren van Lucienne Stassaert). Geert Buelens (Van Ostaijen tot heden,
2001), altijd alerter dan Brems, had toen al onderstreept dat Bartosik met
woorden én met metafysica speelt, maar dat de onmogelijkheid tot echte
communicatie bij hem altijd centraal staat: “Bartosik blijft dichten zoals een
zelfmoordenaar blijft leven”.
Hans Vandevoorde heeft gelijk:
“We hebben zijn bescheidenheid te weinig attentie gegeven: als dichter, als
docent, als mens”.
Niet alleen als dichter, ook als
docent voelde Bartosik zich miskend. “Hij meende dat de Universiteit als
institutie zijn inzet niet genoeg waardeerde. Maar daarom gaf hij zich niet
minder aan de studenten, die hij leerde lezen wat er stond”, aldus Hans
Vandevoorde (VUB). Michel begon al in 1972 aan de VUB te doceren, werd pas in
1994 voltijds docent en in 1997 deeltijds aan de ULB. Studenten van hem hebben
mij in de loop der jaren toevertrouwd dat de introverte en teruggetrokken
Bartosik een enthousiasmerende docent was die, eens hij zijn college aanvatte,
als het ware een gedaanteverwisseling onderging en bij zijn toehoorders
vanzelfsprekend die zeldzame vonk kon laten overslaan waardoor ze in een
voorheen onbekend universum vervoerd werden.
Dank zij de verzamelde gedichten
Schroomruil,
een in alle opzichten voorbeeldige editie, verhelderend toegelicht door
collega-dichter en -hoogleraar Erik Spinoy, krijgt Bartosik eindelijk de plaats
die hem toekomt.
Schroomruil, Michel Bartosik, Gent, Poëziecentrum, Gent, 2013 ISBN 9789056553159
(Henri-Floris Jespers)