Oorlog en terpentijn

Een uiterst liefdevolle reconstructie van het leven van zijn grootvader. Die schreef Stefan Hertmans met Oorlog en terpentijn. Zijn opa, die een virtuoos kopiist was, wijdde hem in in de geheimen van oude materialen en preparaten die door de schilders sinds de renaissance werden gebruikt en doorgegeven. Leerde zijn kleinzoon goed kijken. Ook leerde hij hem schermen. Urbain Joseph Emile Martien, zoals Hertmans grootvader heette, had die kunst zelf onder de knie gekregen op de militaire school.
Enkele maanden voor zijn dood in 1981 (hij was toen negentig) schonk hij zijn kleinzoon de schriften waarin hij ‘in zijn weergaloze vooroorlogse handschrift’ zijn herinneringen aan zijn jeugd in een Gentse volkswijk, aan zijn geliefde vader (de kerkenschilder Franciscus Martien) en moeder Céline en zijn ervaringen in de Groote Oorlog had opgetekend.
Decennia lang bewaarde Hertmans die vooraleer hij ze ging bestuderen. Uit die memoires metselde hij nu een monument voor zijn grootvader. Het is een prachtig boek geworden, dat een ragfijn beeld biedt van een verdwenen wereld. Het is bij momenten ook een waarlijk ontroerende roman. Op twee momenten rolden me effectief de tranen over de wangen, hetgeen me zelden overkomt bij proza.
Zeer duidelijk wordt ook hier hoe sergeant-majoor Urbain Martien en de vele andere Vlaamse soldaten werden geminacht door de Franstalige officieren. Martien werd door zijn meerderen ook consequent Marsjèn genoemd.
Hertmans schetst ook hoe het zijn grootvader na de oorlog is vergaan, in meeslepende hoofdstukken waarin hij verschillende ontdekkingen doet over enkele doeken die zijn grootvader schilderde. De auteur is voor Oorlog en terpentijn de vele plaatsen gaan bezoeken die expliciet in de memoires worden vermeld. Dikwijls resteert daar slechts een vermoeden van hoe het er in het begin van de twintigste eeuw uit moet hebben gezien.
Urbain Martien komt uit deze bladzijden tevoorschijn als een mens van vlees en bloed, een grootvader om van te houden. Oorlog en terpentijn is een juweel van een roman, van een man die ook als dichter zijn sporen reeds ruimschoots verdiende (ik ben nadat ik het boek uit had onmiddellijk weer wat van zijn dichtbundels uit de kast gaan pakken).
Tot slot twee kleine bemerkingen ten behoeve van volgende drukken (die ik Hertmans van harte gun). In het colofon wordt het op bladzijde 72 afgedrukte portret van de grote componist Peter Benoit het portret van Jan Benoit door Jan Van Beers genoemd.
En op bladzijde 63 beschrijft Hertmans een door zijn grootvader beschilderde steen: “Op de vlakke bovenkant heeft mijn grootvader bij thuiskomst van zijn reis een folkloristisch tafereeltje geschilderd: een man en een vrouwtje in donkere kleren, met op de achtergrond opdoemende heuvels, de zee, een kinderlijk zeilbootje. Eronder heeft hij in licht beverige zwarte hoofdletters, met een dun penseel gezet: Rapallo.” Op bladzijde 67 staat een afbeelding van de steen in kwestie, en Rapallo staat (ik bestudeerde haar zorgvuldig met de loep) toch echt rechtsbóven de afbeelding, en niet eronder.

Oorlog en terpentijn, Stefan Hertmans, De Bezige Bij, Amsterdam, 2013, ISBN 9 789023 476719

(Bert Bevers)