Regelmatig tref ik op
rommelmarkten en in bric-à-braczaakjes oude foto’s, daar verdwaald geraakt
omdat er geen familieleden meer waren om die te koesteren. Dikwijls vraag ik me
af wie de mensen op die foto’s waren, en waarom ze niet meer herkend werden als
verwanten. Leen Huet zal dat zeker herkennen. In de novelle Penwortel (verschenen als nummer 14 in de fraai vormgegeven
Belgica-reeks van Uitgeverij Voetnoot) portretteert ze Lise Stevin, die rouwt
om de dood van haar moeder en in haar eentje het ouderlijk huis op moet ruimen.
In een commode ontdekt ze oude familiepaperassen. Veel mensen zouden die met de
opkoper meegeven, maar Leen Huet, excuseer Lise Stevin raakt er juist dusdanig
door gefascineerd dat ze een poging tot reconstructie van de familiegeschiedenis
onderneemt.
Ze graaft terug, en ontdekt
allerhande lijnen: “Ze las een paar namen en leerde alvast een paar
verwantschappen: zoon, tante, ongetrouwde zuster, honderdjarige. In 1906. Daar
had haar moeder wel eens over verteld: de grootvader van grootvader was honderd
jaar oud geworden. In 1806 ter wereld gebracht. De Slag bij Waterloo moest nog
komen. Dan het Hollands bewind, Wij willen
Willem weg, dan de revolutie, de komst van Leopold I. En vervolgens
doorleven tot in de tijd van de – ja, van wat? Wat was er typisch voor het jaar
1906? Een goed spoorwegnet in België?”
Mooi, dergelijke doorkijkjes.
Maar die zijn de kunsthistorica Huet wel toevertrouwd, hetgeen ze regelmatig
bewijst op haar interessante blog http://leenhuet.wordpress.com/
In Penwortel is de wedersamenstelling te volgen van romance en
huwelijk van Leopold en Maria, voorouders van Stevin. Die komt tot stand aan de
hand van brieven van Leopold aan zijn geliefde. De eerste is gedateerd 8 Août 1865. Het fragiel papier met
bruine inkt en vervaagde foto’s werden lang door Leopold gekoesterd, en na
diens dood bewaarde Maria een en ander zes jaar, totdat ook zij stierf. “Daarna
lag het vijf generaties lang ongestoord in laden en dozen. Het was met liefde
en eerbied bewaard, andere woorden vond ze niet. Ook wie er geen belangstelling
voor had, dacht er niet aan om het weg te gooien. Van 1910 tot 2013, dacht
Lise. Hoe hachelijk te overbruggen, voor een paar stukjes papier.”
Eigenlijk is het logisch dat veel
gefotografeerden gaandeweg anoniem werden: “Natuurlijk had niemand eraan
gedacht om namen en data op de achterkant van de foto’s te noteren, want ze
kenden elkaar allemaal toch [….]?” Ja, maar dood zijn ze ook allemaal.
De voorouders vestigden zich in
’s Gravenbrakel. Lise moet dringend haar eigen vaderland eens gaan verkennen.
Ze verbaast zich erover hoe exotisch Henegouwen lijkt: “Ze kende haar weg in
Londen, in Parijs, in Rome; maar hele lappen van haar eigen land leken minder
vertrouwd [….].” Penwortel is een
liefdevol geschreven verhaal, voor grage lezers. Dirk Leyman schetst in het
nawoord Spieden en spitten in het
verleden een helder portret van Huet, die eerder al opviel met boeken als Mijn België en Almanak.
Penwortel,
Leen Huet, Uitgeverij Voetnoot, Amsterdam/Antwerpen, ISBN 978 94 91738 06 7
(Bert Bevers)