Als je geluk hebt, word je oud. Het
overkomt Willem van Toorn (1935) en Hans van de Waarsenburg (1943). Nu woelt de
ervaring van ouder worden een heleboel los in het gemoed. Zo gehoorzaamt je
lichaam niet meer onvoorwaardelijk aan je geest en houdt Magere Hein steeds
vaker huis in vriendenkring en familie.
Voor een dichter is de latere
levensfase dus eigenlijk zeer de moeite waard. Afscheid, vroeger en eindigheid
leveren materiaal op voor poëzie. Maar… als dan liefst twee oudere dichters een
poëtische dialoog starten over het verstrijken van de tijd houd je toch even je
hart vast. Wordt het niet te ouderdommerig?
Het antwoord luidt: neen. Dodemansdagen is een geslaagd eindspel.De heren nemen de dood op de hak en bedienen zich van uitdagende humor.
‘Je beenderen zullen hier als bloemen bloeien’. / Klaar ben je, levende bezoeker. De
relikwieëntuin, / hoofdschedelplaats, hortus conclusus, zit in een glazenkast.
// Van wat ook levenden waren elke soort knekel / getooid met edelstenen,
strikken, zilveren bloemen, / opdat de Dag des Oordeels zoiets wordt / als een
rinkelende parade van incomplete / maar opgedirkte geraamtes.
Van Toorn en Van de Waarsenburg
trekken zich als het ware aan elkaar op. Eén plus één is in dit geval drie. Het
gaat er nuchter (maar wel met een poëtische draai) aan toe als de dood
besproken en bezworen wordt.
Daar sta je dan in
gebleekt alfabet. // Of ligt op een bed met een masker / In gipstaal. Waarna
het verdwijnen / Begint in vuilniszakken, kringloop- / Winkels. Je boeken
verkwanseld. Je // Stem in ochtendnevels opgelost. Een / Kamer die wezenloos wordt, / Geurloze
ruimte, waar je hand nooit / Meer papier verlegt, toetsen aanslaat, (…)
Vooral Van Toorn toont zich een
meester in het bezingen van vrienden/familieleden die ter mollen feeste zijn.. Nergens pathetiek. Wel gepaste
meedogenloosheid. Zoals bij broer Rien, die in een herinnering het woord neemt.
(…) als hij zegt / wat
maakt het uit, een mens weet toch / zijn leven lang al dat hij dood moet. /
Niemand onmisbaar. Mijn tijd is op. // En je hebt straks de foto nog.
In alle gedichten vind je een
toon en losheid die de niet lichte thematiek behapbaar maken. Amstelpark
met gezelschap is een hoogtepunt in
de bundel. Je houdt wijlen vrienden/beminden bij je in een soort innerlijke
bioscoop. Je roept ze op in de film van je leven. Het lukt de dichter in het
Amstelpark moeiteloos.
Ik schilder voor mijn gestorvenen maar / met mijn kinderhand van taal /
dit déjeuner sur l’herbe. / Daar zitten we allemaal, / zij wel zo dood als een
pier, / maar rumoerig als op een vrolijke schoolreis. // Ik stel niemand voor,
zij kennen / elkaar wel uit dat hoofd van mij / mijn doden van plezier. / (De
aandachtige wandelaar / die zojuist mijn leven passeert / ziet alleen mij
zitten hier.)
Dodemansdagen, Willem van Toorn en Hans van de Waarsenburg,
Uitgeverij Wereldbibliotheek, Amsterdam, 2014, ISBN 978-90-284-2557-6
(Erick Kila)