Patrick Cornillie (° 1961) is behalve dichter, journalist
en schrijver ook bloemlezer. In het Nationaal Wielermuseum in Roeselare hield
hij dit weekeinde De 100 mooiste
wielergedichten uit de Vlaamse en de Nederlandse literatuur boven de doopvont. De 100 mooiste wielergedichten uit de Vlaamse en de Nederlandse
literatuur bevat, de titel is wat dat aangaat duidelijk, honderd gedichten.
Van 77 auteurs.
Daarvan werden Pieter Bakker, Jan Boerstoel, Huisdichter
Cornelis, Freek de Jonge, Rick de Leeuw, Marco Houtschild, Jan Kal, Gerrit
Komrij, Peter Nijmeijer, Ton Peters, John Schoorl, Peter Visser, Hans Warren,
Jeroen Wielaert en Jan Zitman geboren benoorden de Moerdijk. 15 stuks dus. Hans
Warren (° Borssele 1921 - † Goes 2001) is wel een beetje een twijfelgeval,
omdat Zuid-Beveland technisch gesproken wel beneden de Grote Rivieren ligt maar
Zeeland ontegenzeglijk meer bij ‘Holland’ hoort dan Noord-Brabant en Limburg.
Goed, laten we er dan 14 van maken.
Die verhouding geeft aan hoezeer het wielrennen, De Koers, meer leeft in het zuiden dan
in het noorden (waar zonder enige twijfel weer meer dichters hun inspiratie
vinden bij het schaatsen). Oorspronkelijk was wielrennen een sport voor de
‘lagere klassen’. “De enkelen die geen jongens uit de lagere klassen waren,
koersten stiekem onder pseudoniem, omdat ze niet wilden dat hun naam als
gegoede burger in de sportuitslagen zou worden teruggevonden. Zoals Lucien
Mazan, die als Lucien Petit-Breton de Tour won,” licht Cornillie in zijn
inleiding toe. “Sinds elite en hoger opgeleiden mee gaan fietsen en supporteren
dreigt het wielrennen het volkse karakter te verliezen. Al zit er toch ook een
goeie kant aan de zaak. Veel meer dan vroeger verschijnt er tegenwoordig poëzie
over wielrennen. Goeie poëzie. Omdat het in het wielrennen tenslotte evenzeer
om de gang van de seizoenen, religie en emoties draait. Omdat de koers ook
kunst kan zijn. Omdat het wielrennen is zoals het leven zelf. Dat hebben
intussen de grootste dichters uit ons taalgebied begrepen.”
Sommige dichters (Willie Verhegghe, Paul Rigolle, Miel
Vanstreels) schrijven al lang over De Koers. Van hen zijn terecht meerdere
verzen opgenomen. En het zijn niet altijd mánnen die over deze sport schrijven.
Patrick Cornillie nam ook werk op van Yella Arnouts, Fleur De Meyer, Reine De
Pelseneer, Marleen De Smet, Christina Guirlande, Patricia Lasoen en Sylvie
Marie. Reine De Pelseneer bekijkt de koers terwijl ze de man beziet die er naar
kijkt in een mooi vers. Ik citeer het volledig: Hoe hij alweer een afspraak heeft / met beeld en bier en mannen / die
hij stil om kracht of kuit benijdt. / Zelfs bij een slok bewaakt zijn blik /
het scherm, want weet: hitte is pas hitte / waar een renner met kasseien
strijdt. / Hoe zij dan wacht tot hij de vlakte / van de bank verlaat, tand na
tand / versnelt, en zweet en hijgt en heftig / over heuvels rijdt.
De 100 mooiste wielergedichten uit de
Vlaamse & de Nederlandse literatuur,
samengesteld door Patrick Cornillie, Uitgeverij Les Iles, Ellezelles, 2014,
ISBN 978 9 491 545 13 9
(Daam Noppe)