Een boeiende zoektocht

Toen Albert Hagenaars in 2007 de Sakko-prijs voor Kunsten en Letteren ontving werd erop gewezen hoe Hagenaars in zijn proza en poëzie de werkelijkheid niet altijd beschrijft hoe ze is, maar vooral hoe ze zou kunnen zijn of beleefd zou kunnen worden. In zijn nieuwe bundel Bloedkrans doet Albert Hagenaars dat 80 gedichten lang, ingedeeld in 4 cycli van telkens 20 gedichten. De kleur rood, kleur van het bloed, is het leidmotief doorheen de bundel. Het is de kleur, die in alle culturen de krachtigste symboliek meedraagt. Ze staat zowel voor liefde, hartstocht en seksualiteit als voor gevaar, oorlog en dood. De auteur gebruikt deze symboliek bewust in al haar gelaagdheden en betekenissen. De 4 cycli evolueren –zoals de titels aangeven- van het oranjeachtige lichtrode vermiljoen over het vol rode karmozijn, het dieprode scharlaken naar het purper. Het is de bloedkrans, de cirkel rond het leven en de afkomst, van geboorte naar dood, zoals in de laatste versregels van de bundel: Hoe diep begraven in mijn moedertaal,/ hoezeer onttrokken aan de bloedkrans / lijkt nu, voortwoekerend in nieuw leven, / de goedertieren dood. De auteur aanvaardt maar is tezelfdertijd hoopvol: er zal altijd nieuw leven zijn. Dit optimisme, hoe donker sommige gedichten ook zijn, spreekt uit de ganse bundel.
In Bloedkrans ontvouwt zich een leven, dat ergens begint op het platteland in het katholieke Brabant en uitwaaiert naar de wereld in vele reizen. Is het autobiografisch? Is het verzonnen? Eigenlijk doet dat er helemaal niet toe. Zonder twijfel put Albert Hagenaars uit zijn herinneringen en ervaringen, zonder twijfel verwoordt hij eigen emoties, verwerkt hij wellicht traumatische gebeurtenissen, maar in elk gedicht transcendeert hij zijn eigen positie naar een algemeen menselijk ervaren. Hij noemt concreet namen en gebeurtenissen maar ze worden irrelevant ten aanzien van de universele context waarin ze worden geplaatst:
Insulinde / Zo werd hier gedorst, kaf van rijst / waaide in wolken op tot in onze hof, / bedekte vader en moeder / … / Toen ik eindelijk aangekomen was, / eiland na eiland, naam na naam / moest gaan verbinden, man en vrouw, / nam jij het over: het aftellen begon.
Begenadigd schrijver als Albert Hagenaars is, weet hij als geen ander de taal te bespelen. Geen kunst en poëtisch vliegwerk hier maar een afgewogen beeldspraak, rijk aan ritme en klanken. Geen barokke overdaad van gestapelde bijvoeglijke naamwoorden maar dwars door de ziel snijdende zinnen, die blijven branden. rood in het hart maar luchtig al lezende: Achter de schuren, de geteerde keten, / vond het andere leven plaats. / Daar ritselde het, en dan weer was het soms stil, /… / en ik wist, hij had gelijk, de kapelaan: alleen wat wij kunnen zien verdwijnt.
Albert Hagenaars maakt in Bloedkrans haast op een natuurlijke wijze het vertrouwde vreemd en het vreemde vertrouwd. Het maakt de bundel tot een boeiende zwerftocht door een levensloop, waarin elke lezer eigen stapstenen zal ontdekken.

Bloedkrans, Albert Hagenaars, In de Knipscheer, Haarlem, 2012, ISBN 978 90 6265 675 2

(Richard Foqué)