Monument over klassieker

De voorbije jaren werd al een bibliotheek volgeschreven over de wielersport, met name boeken over de Tour en de Vlaamse klassiekers. De poëzie liet zich wat dat betreft ook niet onbetuigd met individuele bundels en bloemlezingen. Rudy Neve (Wevelgemnaar en gepassioneerd door de wielersport) publiceerde in 2003 Gent-Wevelgem, waarin hij uitmuntend de geschiedenis beschreef van deze wedstrijd. Aan de prachtige uitgave die nu verscheen naar aanleiding van de 75ste editie van de koers, werkten naast hem ook bibliothecaris Koen D'Haene en kenner Rik Vanwalleghem mee. Het is een lust voor het oog dat vertrekt van het eerder verschenen boek. De samenstellers beschikten over het archief van organisator Georges Matthys die zorgvuldig foto’s en knipsels bewaarde, gerangschikt per jaar. De zwart-wit foto's komen grotendeels uit zijn verzameling.

Toch heeft dit boek 75 Gent-Wevelgem niet dezelfde encyclopedische ambities als zijn voorganger maar wil het voornamelijk zoeken naar de oorsprong van de wedstrijd en de ziel ervan, de typische sfeer en achtergronden waardoor ze zich onderscheidt van andere klassiekers. Wat maakt deze koers, die dit jaar voor de 75ste maal wordt georganiseerd, zo uniek? Het is een eresaluut aan het adres van de vele wielerhelden en mindere goden, winnaars en onfortuinlijken of knechten die beulswerk verrichtten voor hun kopman. Gent-Wevelgem is gebleven, niettegenstaande vele moeilijke periodes en hindernissen.

Opmerkelijk is het inleidend woord van Bernard Hinault (Aan mijn vrienden van Gent-Wevelgem) die zich zijn overwinning herinnert in 1977 toen hij nog een jonge en weinig bekende renner was. De overwinning gaf hem zelfvertrouwen en vijf dagen later had men geen excuus meer om zijn naam te vergeten want hij ging als eerste over de streep in Luik-Bastenaken-Luik. Hinault noemt Gent-Wevelgem terecht een waar monument, en met hem wordt de toon van het boek gezet.

De hoofdstukken behandelen bepaalde periodes, naast routebeschrijvingen, beklimmingen, organisatorische moeilijkheden, weersomstandigheden, én verhalen tegen de achtergrond van de lokale geschiedenis, zoals de gevolgen van de Eerste Wereldoorlog die in dat deel van Vlaanderen enorm veel leed berokkende. Dat laatste is prijzenswaardig, namelijk dat wielrennen een deel uitmaakt van onze algemene cultuurgeschiedenis en verder reikt dan reclamecircus, versnellingen en doping. Vandaar natuurlijk de benaming Flanders Fields Classic. De foto's maken ons getuige van de samenhang tussen sport en geschiedenis: de foto van Rik van Steenbergen in 1955 fietsend langs de Lakenhallen in Ieper, beelden van verwoeste huizen in Wevelgem na een bombardement in 1940 waardoor de wedstrijd in de verdrukking kwam, of randanimatie op het plaatselijke vliegveld in afwachting van de renners. Indrukwekkend zijn de teksten en foto’s die ons Rik Van Looy in 1956, Briek Schotte in 1955 op weg naar zijn tweede zege in Wevelgem, de Kemmelberg die in 1957 met kasseien werd verhard in herinnering brengen, tot De Vlaeminck en Merckx in 1971 op diezelfde beklimming, Cippolini en Freire die respectievelijk in 2002 en 2008 het zegegebaar mochten maken. Ronduit oogverblindend !

75 Gent-Wevelgem, Rik Vanwalleghem, Rudy Neve en Koen D'Haene, Uitgeverij Kannibaal, Veurne, 2012, ISBN 978 94 9137 631 3

 (Guy van Hoof)

De ontwapende man

Kan je als lezer verliefd worden op een gedicht? Het is mij alvast overkomen met Tederheid zal ik u noemen van Aleidis Dierick. De verleiding is groot om het volledig te citeren. Ik geef u alvast de eerste strofe mee: Gij maakt mij wilder wilder dan gras/ en bloemen, ik die al wilder dan water ben/ hoe zal ik u in mijn hartstocht noemen/ u die ik nauwelijks ken.

Dit gedicht, uit de bundel Gedichten voor een man (1978), zou in geen enkele bloemlezing van liefdesgedichten mogen ontbreken. Het werd niet opgenomen in de bloemlezing uit het werk van de dichteres, Al die zalige zomers, die in 2005 bij Uitgeverij P het levenslicht zag. Deze uitgave, samengesteld (in samenspraak met de dichteres) en ingeleid door Stefan van den Bossche, opteerde voor de opname van afgeronde cycli en biedt evenwel een mooie selectie van Een zomer voorzien (1977), haar debuut op haar vijfendertigste, tot en met haar tot dan toe laatste wapenfeit, De schuldeloze man, dat verscheen als eerste dichtbundel in de reeks Oostakkerse Cahiers van uitgeverij bf Ampersand & Tilde in 2005. Daarna publiceerde zij nog De onbeantwoorde brieven, geïnspireerd op belevenissen van de naoorlogse periode 1944-1950.

De ontwapende man kreeg als ondertitel Ireland revisited mee. Aleidis Diercik verbleef als bannelinge van 1948 tot 1960 in Ierland, dat toen in een uiterst bittere vrijheidsstrijd was verwikkeld. Haar liefde voor het land en het Ierse volk laat haar gestalte geven aan twee personages: de Ierse man en de jonge banneling-Vlaming.

Het decor is een warme zomeravond, en dat zal geen toeval zijn: het heeft altijd flink gezomerd in haar poëzie. Dat bevestigt Stefan van den Bossche trouwens in zijn inleiding tot de bloemlezing, evenals het feit dat de dichteres op zoek gaat naar zichzelf, maar dan in hoofdzaak in haar relatie tot de ander, in casu de man. 

Aleidis Dierick noemt deze publicatie geen bundel, maar Een gedicht. Twee delen: De man in het dal en De man in de tent. Elk deel bestaat uit vier cycli van telkens vier gedichten, elk ervan opgebouwd uit drie strofen van achtereenvolgens tien, acht en vier regels. Een dergelijke sterk doorgedreven vormvastheid is trouwens typerend voor al haar bundels. Zowel de twee delen als de aparte cycli worden voorafgegaan door citaten van Ierse auteurs.

De dichteres heeft haar turbulent Iers verleden van zich afgeschreven in gedichten die even verontrustend als beklijvend, even raadselachtig als meesterlijk zijn – en dat is niet anders in haar voorgaande elf bundels.

Een man vordert stap voor stap.
Een vos moet keren en draaien.
De koekoek wil zich herhalen.
En de slechtvalk stijgt
en stijgt. En stuikt.
Wie honger heeft grijpt.

De deur bleef vannacht op een kier.
Turf smeulde voort in de haard.
Een man hoort zijn eigen adem.
Niemand heeft hier iets verplaatst.

Met De ontwapende man heeft Aleidis Dierick nog maar eens bewezen dat zij tot de belangrijkste Nederlandstalige dichters behoort.

De ontwapende man, Aleidis Dierick, Uitgeverij Egmont, Brussel, 2012, ISBN 978-90-78898-30-6

(Roger Nupie)

Dienstdoende engelen

Geboren in 1937 begint Thom Schrijer eerder laat aan poëzie schrijven. Hij publiceert  zijn eerste bundel Lege Schommels in 2000. Sindsdien werd hij bekroond met verschillende poëzieprijzen. Schrijer verwijst graag naar de dichter J.W. Oerlemans: Ik ontmoette liefde, tijd en dood – alles op een even lichte als nauwkeurige manier beschreven.
Zijn recente bundel Dienstdoende engelen schrijft zich daarin in. Hij bestaat uit 5 cycli, waarvan de titel telkens een verslijn is uit één van de gedichten, die volgen. In de eerste cyclus …daarachter vormen van ingemetseld, kort geluk beheersen tijd en plaats de gedichten: Steeds meer zal de plek op / berg duiden, ontkennen wat er / tussen schreeuw en dragen was. De veranderende natuur – land, tij, zee – zijn daarbij de metaforen voor een vergaan verleden. De dichter boetseert zo de context voor de volgende cycli. In …haar hoge wanglijn die om een lichtere gedachte sluit staat de vrouw en geliefde centraal, onbereikbaar en dan weer zeer nabij en tastbaar: Wij zijn, denk ik, van zoveel bij elkaar / verdwaalden ongemerkt de vallen van de / wanhoop al voorbij en in de nieuwe stilte / blijkt voor mij hoe los de regels van ons / spelen zijn geworden. In de derde cyclus …land dat baadt in plassen middag van de zon neemt de natuur weer over maar het is nu het observerende individu in de voortschrijdende tijd van de seizoenen: Met graan en stof van graan wordt van dit land de / zomer afgehaald en vallend traag vertaald in pakken / bedstro voor de winter. In cyclus vier …naar ruimere woorden gezocht voor blijven drijft de dichter terug in de tijd, naar jeugdherinneringen en het heimwee naar ‘de verloren tijd’: de duinen duin gelaten en het strand, mijzelf / daar voor een middag teruggevonden en later/onverrichter zake terug naar nu vertaald. De bundel sluit af met de cyclus …van twee dienstdoende engelen. De alledaagse observaties, die voor de dichter telkens uitgangspunt hebben gevormd in de vorige cycli worden hier opgetild naar een metafysisch niveau. De dienstdoende engelen als metafoor voor zowel fatum als voorzienigheid, de veerlieden naar de Hades: Tot een heilzaam, dun vriezen in haar/omhoog kruipt en twee dienstdoende/engelen haar warm maken voor een reis.
Schrijer is een ongewoon dichter. Hij schuwt als het ware de poëtische zegging, wil vooral niet imponeren met hermetische beelden en op effecten belust taalgebruik. Integendeel: zijn verzen zijn eenvoudig en klaar. Ze vertrekken vanuit observatie en empirie en trachten die zo secuur mogelijk te vatten. Toch voel je dat onder die ‘objectieve’ waarneming een veel diepere laag verborgen ligt, waarin de dichter de lezer betrekt in zijn eigen twijfelend universum en waarin hij tracht meester te worden over de nooit aflatende, slopende tijd. Het doet denken aan de beginregels van Ovidius’ Metamorphosen: Ik wil gaan spreken van gedaanten die in nieuwe werden veranderd. En dat doet Schrijer op een zeer ongedwongen maar niet minder indringende wijze. Zeer aanbevolen bundel.  

Dienstdoende engelen, Thom Schrijer, Uitgeverij Liverse, Dordrecht, 2012, ISBN/EAN 978-94-91034-08-4

(Richard Foqué)

Global Night Car

Een zeer intrigerende uitgave is Global Night Car, een nieuw project van de jonge uitgeverij World Internet Books, die opereert vanuit zowel Duisburg am Rhein, Antwerpen als Hamburg. Het mag dan ook geen verwondering wekken dat de poëzie in dit fraai vormgegeven boekwerkje ook in het Duits te lezen is. De Duitse vertaling is van de hand van Fred Schywek. Maar dat is nog niet alles want er zijn ook Franse (Annie Reniers zette alles naar die taal om) en Engelse versies (waarvoor Annmarie Sauer verantwoordelijk was). Omdat het werk ook in het Nederlands te lezen is mag hier gerust gesproken worden van een heus internationaal initiatief.
Aan Global Night Car schreven Susan Birkeland, Job Degenaar, Peter Holvoet-Hanssen, Clara Hsu, Devorah Major, Roger Nupie, Annie Reniers, Annmarie Sauer, Fred Schywek en Bart Stouten mee. Mée ja, want het gaat hier om een gezamenlijk vervaardigde tekst. Het is aan de lezer om die als een eenheid te proeven. Want al zijn de namen van de auteurs dan bekend, uit niets blijkt wie nu exact voor wat verantwoordelijk is geweest. Dat moet een spannende ervaring geweest zijn voor de betrokken dichters. Normaliter zitten die immers toch alleen hun eigen werk te sleutelen, waarvoor zij en niemand anders de verantwoordelijkheid dragen. Chapeau voor de onderneming, want ze mag wat mij betreft beslist als geslaagd worden beschouwd.
Een fragment als voorbeeld: de oceaan is postkaartkalm / wolken pluimend doorheen lagen blauw / rokerig, roodborstei, donkere zijde, / Venus flirt met de komende nacht / de maan verdikt als een voor een / vuren beginnen te bloesemen langs de kust. In het Engels luidt dat zo: the ocean is postcard calm / clouds feathering through layers of blue / smokey (dat moet natuurlijk smoky zijn – BB), robin’s egg, dark silk, / Venus flirts with the oncoming night / the moon fattens as one / by one fires start to blossom along the shore. Om nog meer te kunnen vergelijken ook het Duits: der Ozean ist postkartenstille / Wolken federleicht durch Schichten von Blau / rauchig, Rotkelcheneier, dunkle Seide, / Venus flüstert mit der aufkommende Nacht / der Mond wird fett als nach und nach / die Feuer leuchten an der Küste. En vooruit, ook het Frans: l’océan est d’un calme de carte postale / des nuages duvetant à travers des chouches de bleu / enfumé, oeuf de rouge-gorge, soie foncée, / Vénus flirte avec la nuit tombante / la lune grossit quand, un à un / des feux commencent à bourgeonner le long de la côte.
Beslist boeiend om naast elkaar te lezen. Verwarrend soms ook. Want ineens zit ik me af te vragen waarom het in drie talen om een roodborstei gaat, en in één (het Duits) om roodborsteierén. Global Night Car is een wonderlijk ding, dat ook nog eens mooi vormgegeven is. Je kunt deze bundel meermaals en op verschillende wijzen lezen. Een aanrader!

Global Night Car, diverse dichters, World Internet Books, Duisburg-Antwerpen, 2012, ISBN 9 783844 811674

(Bert Bevers)

Oorsteentjes

Deze bundel is, na een uitgebreid voorwoord, ingedeeld in tien delen: 1. Met andere woorden, 2. Natuurlijk, 3. Ruimten, 4. Ontmoetingen, 5. Stille metgezellen, 6. Op mensenmaat, 7. Oorlog en vrede, 8. Oeverloos beminnen, 9. Avond en voorbij en 10. Te stil voor oren, te ver.

In het voorwoord ontkracht de auteur alle vooroordelen over haiku. Er blijft slechts een duidelijk antwoord over: hij schrijft haiku voor het plezier en stoort zich niet aan alle gangbare richtlijnen over deze korte versvorm. Er zijn immers geen onderwerpen die niet in haiku kunnen verwoord worden. Mark Meekers kijkt naar mensen en ontleedt ze. Met de nodige humor weet hij ons te plezieren:

zonder zijn vrouwtje
zou hij nauwelijks wat zien:
zij vindt steeds zijn bril

En wie kent dit tafereel niet:

samen op wandel
met dezelfde permanent
poedel en bazin

Nochtans zal de auteur u even doen nadenken:

oud boerengezicht
geluk van een aards leven
in rimpels gevat

In hoeverre de oude boer een gelukkig leven heeft gehad weten we niet. Maar de dichter vermoedt dat de landbouwer op het einde van zijn leven kan en mag terugblikken met fierheid. Hij heeft goed geboerd.

Wat moeten wij denken bij deze senryu:

 ongelukkig paar
wat zij door een roze bril
ziet hij door tralies

Mark Meekers gaat geen onderwerp uit de weg. Iedere keer weer laat hij zien dat met enkele woorden, 17 lettergrepen, een beeld wordt opgeroepen dat de lezer verder kan invullen. Soms met een lach, soms met weemoed. In de bundel Oorsteentjes kan iedere poëzieliefhebber zijn gading vinden. Natuurlijk leest men een poëzie bundel niet als een roman. Men neemt de bundel in de hand, slaat hem open en leest enkele verzen. Maar al vlug bij je staan bij een tekst die jou echt aanspreekt. Dat is de kracht van haiku: met enkele woorden u doen nadenken, mediteren over wat de auteur heeft willen zeggen.

hersentrombose
zachtjes zijn intrek nemen
in een ander hoofd

Hoe treffend heeft de auteur dit gegeven verwoord! De zieke man heeft geheugenproblemen, weet niet meer wie hij is, waar hij is … Het is als het ware dat hij een ander hoofd heeft. Zeggen we niet vaak over zo een zieke: hij is helemaal veranderd, je herkent hem niet meer. Maar ook de zieke herkent jou niet meer, hij leeft in een andere wereld.
Een haikudichter laat de poëzie naar hem toe komen. Hij hoeft geen diepe overpeinzingen. De poëzie wordt hem aangereikt. Hij hoeft het slechts te verwoorden. De haikudichter kijkt naar de dingen rondom hem met een andere bril. Hij ziet, ervaart de schoonheid rondom en verwoordt ze. Hij suggereert in de haiku zodat de lezer zelf het beeld kan oproepen en ervan genieten.

met beide handjes
vangt hij de regenbogen
totdat de zeepbel spat

Een prachtig tafereel dat we allemaal kennen. Of is het hier de idealist die uiteindelijk zijn droomwereld uiteen ziet spatten? Aan de lezer de keuze.

Oorsteentjes – Haiku, Mark Meekers, Demer Uitgeverij, Leusden, 2012, ISBN 978-1-291-13728-6

(Ferre Denis)

Budé op zijn best

De Limburgse dichter Frans Budé debuteerde in 1984 met Vlammend marmer, bij uitgeverij Meulenhoff. Sedertdien verschenen al zijn officiële bundels (van zijn debuut via De onderwaterwind (1991) over Alles gaande (2001), Blauwe rijst (2006) tot Bestendig verblijf (2009)) bij de Amsterdamse uitgeverij. In een tijdsgewricht waarin de meeste uitgeverijen liever überhaupt geen poëzie meer uitgeven is deze trouwe relatie welhaast ontroerend. En nu is er dan Transit, ondertussen Budé’s twaalfde bundel bij Meulenhoff.
Transit bestaat uit 8 afdelingen van respectievelijk 9, 8, 10, 7, 9, 14, 9 en 19 gedichten. Eigenlijk zijn het even zo vele kleine bundeltjes, ieder met hun eigen thematiek. Zo vertoeft je in Transit in Luik (Poorten, torens, daken, ramen, heel de oude stad / vol aandacht om je heen, warmer dan je dacht.) en omgeving, staat in Partituur de componiste Andrée Bonhomme (Er huilt verdriet in je, als je thuis eenzaam de bloemen schikt. / In de spiegel je doorschijnende huid.) centraal en belicht hij in Toen geboortedata en -adressen van bewonderde lieden als Charles Darwin, Salvador Dalí, Olivier Messiaen, Jacques Brel en Panamarenko.
Regelmatig zien we dezelfde thema’s opduiken in ’s mans oeuvre. Grenzen bijvoorbeeld (Budé woont in zijn geboortestad Maastricht maar heeft ook een optrekje in de nabije Vlaamse Voerstreek), landschappen, muziek, water en beeldende kunst en de mensen daarachter. Eindrijm vind je in het werk van Frans Budé amper. Van binnenrijm bedient hij zich echter meermaals subtiel, al primeren (zoals in het werk van Maurice Gilliams) vooral de klankovereenkomsten
De meest omvangrijke cyclus, Laatste zomerdag, schreef de dichter bij beeldend werk van de abstract expressionistische schilder Ger Lataster (1920-2012). Diens werk was te zien op Documenta Kassel en in toonaangevende musea als het Guggenheim in New York, het Stedelijk Museum in Amsterdam en het Bonnefantenmuseum in Maastricht. Alle titels in deze reeks, waarvan een aantal verzen – toen Lataster nog leefde – eerder verscheen in de bibliofiele uitgave Westenwind, zijn ontleend aan het oeuvre van de Limburgse schilder. Inhoudelijk verwijzen de verzen op meerdere plaatsen herkenbaar naar picturale elementen uit Latasters werk. In eerste oogopslag lijkt Budé een eenvoudige taal te bezigen, maar bij nadere beschouwing krijg je in de gaten dat je geconfronteerd wordt met meerdere taallagen, dubbele betekenissen en beelden die op meerdere manieren bekeken kunnen worden. De laatste drie gedichten van Laatste zomerdag zijn titelloos, en geschreven bij de dood van de schilder met wie de dichter stevig bevriend was. Ontroerend werk: Keer op keer / stapel je het licht, chaos veeg je uit. Zoveel / luchten nog, zoveel volle maan. Totdat alles stil.

Frans Budé is een bijzonder productief én origineel dichter, met een herkenbare eigen stijl. Hij is eerder bescheiden, en daardoor wellicht misschien onopvallend, maar hij mag gelden als een van de vaste waarden in onze poëzie waarin hij zich door de jaren heen een volstrekt eigen perceel heeft weten af te bakenen. Transit toont Frans Budé op zijn best! Lezen!

Transit, Frans Budé, Meulenhoff, Amsterdam, 2012, ISBN 9 789029 088732

(Bert Bevers)

Duo

Correspondentie tussen schrijvers is niet zo ongewoon en de publicatie ervan vaak interessant om hun werk beter contextueel te kunnen duiden. Een dialoog evenwel in dichtvorm tussen twee dichters is eerder zeldzaam. Rudy Witse (pseudoniem voor Willem Houbrechts) en Tony Rombouts hebben zich hieraan gewaagd.
Tussen september 2010 en maart 2012 hebben beide dichters met elkaar in dialoog getreden. Het resultaat daarvan werd onder de titel Duo gedichten recentelijk gepubliceerd door Berghmans. Het is een merkwaardig poëtisch werkstuk geworden dat bestaat uit tweemaal 15 gedichten door twee dichters met een lange staat van dienst. Het start met een bijna argeloze uitnodiging van Rudy Witse aan zijn oude vriend Tony Rombouts: de tijd was wijd nog, vriend, / toen wij, voor het eerst,/schalmden in de weiden / van de poëzie. en hij is nauwer nu. / nu gij. En dan direct een gevatte repliek van Tony Rombouts: eerst heel voorzichtig / langs de voorden / en dan, heel bewust en roekeloos / gans tot diep in het diep! / en dan…
Deze opening zet meteen de toon voor een boeiende en pretentieloze tocht, die de lezer langzaam maar zeker voert naar de essentie van de poëzie, zoals zij door deze twee dichters wordt ervaren, beleefd en onder woorden gebracht. Zij onthullen als het ware hun geheime poëtische recepten: Witse: dan waren er woorden. en regels / zonder regels. die schreven haast zichzelf en dan Rombouts weer: vol betekenis de woorden kraken. / en ze hersmeden tot art nouveau.
De dialoog start in een luchtige stijl: verzen die meedrijven op taal en klank. Elk gedicht eindigt met een soort cliffhanger, waar het volgende gedicht zich als het ware moeiteloos aan optrekt. Maar gaandeweg loodsen de dichters ons binnen in een complex poëtisch universum, waar taal en teken de betekenis in evenwicht trachten te houden. Naarmate deze conversatie vordert worden de beelden beklijvender, wordt het ritme opgedreven. Witse: De muze is blind / en wreed… ze is van marmer. onpenetreerbaar. / in onze overmoed…/ dachten wij van wel. De dichters zoeken daarbij de essentie van het woord, ontmantelen het in zijn lettergrepen en voegen zo nieuwe betekenis toe. Rombouts: niet weten. / wel weten. / ver klaren./ ver duisteren. / ver woorden. / ver donkere manen / bij nacht ontluikt het. / de dageraad omfloerst het. Hier en daar vinden we subtiele verwijzingen naar collega-dichters. Zo bijvoorbeeld naar Paul Snoek: dat liegen virtueel is, is een leugen. / zo ook poëzie; en naar Elschot: want: hij begreep niets, / en sloeg en sloeg en totterdood.(Witse).
Alhoewel de bundel niet ontkomt aan een zekere nostalgische terugblik op de rebelse jaren van hun beginnend dichterschap, is er vooral die aanstekelijke combinatie van dichters, die rust hebben gevonden in hun poëtica, met dat onuitblusbaar geloof in de poëtische zeggingskracht. Rombouts: Hoe dieper de diepte hoe scherper het woord. Deze bundel leest vlot, converseert met de lezer, knipoogt maar graaft diep.

Duo gedichten, Rudy Witse – Tony Rombouts, Berghmans Uitgevers, Antwerpen, 2012, ISBN/EAN 978-90-70959-94-4

(Richard Foqué)

Tussen boog en snaar

Marleen de Crée debuteerde in 1969 met Ofelia speelt met de maan waarmee ze in 1970 meteen de Provinciale prijs van Antwerpen voor de poëzie won. Sindsdien regende het prijzen en eervolle vermeldingen. Tot nu toe verschenen er van haar 19 bundels. Fluisterlicht, haar twintigste is in voorbereiding en voor 2014 gepland. Zij publiceerde in zowat elk literair tijdschrift, nam deel aan tal van poëziemanifestaties en haar gedichten werden vertaald in het Engels, Frans, Duits en Roemeens. Als plastisch kunstenaar (oost-indische inkt, aquarel, pastel, acryl, gouache, mixed media, assemblage) had ze sedert 1964 een groot aantal individuele en groepstentoonstellingen in België en in Nederland. Zij illustreerde eveneens verscheidene van haar dichtbundels.

Tussen boog en snaar is de tweede anthologie met het poëtisch werk van Marleen de Crée. (eerder verscheen bij het PoëzieCentrum in Gent Over de brug der aarzelingen). Ze werd samengesteld en ingeleid door Chrétien Breukers, en bevat tevens een degelijk nawoord van Joris Gerits. Deze bloemlezing herneemt een groot deel van haar poëzie die reeds in Over de brug der aarzelingen- Gedichten 1969-1989 verscheen. Dit is eveneens het geval met  Sequenza, haar eerste tweetalige bloemlezing (in het Nederlands en in het Engels, vertaald door Annmarie Sauer) die op 15 maart werd voorgesteld.

Dank zij Marleen de Crée’s boeiende metaforiek vloeien de thema’s die haar nauw aan het hart liggen: natuur, liefde, het fascinerende van het leven en het menselijk gedrag. In het poëzielandschap dat vandaag al te dikwijls verdrinkt in al te hoog geprezen prozaïsch geharrewar is de dichterlijke stem van Marleen de Crée bijzonder zeldzaam. Haar gedichten zijn vormvast en met een voorkeur voor de sonnet- of rondeelvorm opmerkelijk muzikaal. Ze handelen dan ook regelmatig over muziek, zoals hier over die van Domenico Scarlatti:

je tekent de lijnen uit met noten,
stippen van je harmonie. ongewoon
verlaten zij de huizen van vertrouwen,
dansen in het licht, de wetmatigheid
van hun verband. verschrik je nooit?
ben je beschroomd? is dit niet je andere,
je onbekende?
voorzichtig verken je zijn paden, dorens
in je eigen oog. woon jij bij de onverlaten? neen.
wijd liggen klavieren voor je open. beaam
maar niet, wij horen nu de toon. bekoren
van het hart en van de vingers, één lijf, één toebehoren.
één zin bij al de zinnen die uit zoveel sporen
naar jou zijn toegestroomd.

Niet voor niets verwijst de titel van deze bloemlezing naar de boog en snaar van een viool, haar lievelingsinstrument. Zelf zegt zij over haar vormkeuze: “Het is in het sonnet dat ik mijn grootste vrijheid geniet, dat ik mijn vleugels het best kan spreiden. Aan de vorm gebonden, voel ik me vrij”. En van deze vormvaste vrijheid zonder dwangmatige rijmen voor verhalen die moeten kloppen, kan je als lezer alleen maar genieten. Dit is een monumentaal overzicht, waardoor hopelijk ook mensen die haar werk niet kennen kennis met het bijzondere oeuvre van Marleen de Crée zullen maken.

Tussen boog en snaar, Marleen de Crée, Uitgeverij P, Leuven, 2012, ISBN 978-94-91455-02-5

(Frank De Vos)

Ontmoet de dichter

Sinds Wim van Til in 2000 het eerste Poëziecentrum in Nederland oprichtte is hij één van de belangrijkste pleitbezorgers van de Nederlandstalige poëzie. Oorspronkelijk gevestigd in het Noord-Brabantse Geffen verhuisde het Centrum in 2005 naar Bredevoort Boekenstad, in Gelderland. Op 3 februari 2006 werd het geopend door niemand minder dan Gerrit Kouwenaar. Het Poëziecentrum Nederland is sindsdien uitgegroeid tot een belangrijk studie- en documentatiecentrum voor Nederland en Vlaanderen.
In 2006 startte van Til zijn poëziemiddagen onder de titel Ontmoet de dichter. De eerste in de rij was Menno Wigman. Sindsdien zijn er 50 dichters te gast geweest: een plejade aan bekende en minder bekende Nederlandse en Vlaamse dichters: Anton Korteweg, Victor Vroomkoning, Bert Bevers, Joris Iven, Hannie Rouweler, Chrétien Breukers, Willem Hussem, Piet Gerbrandy, K. Schippers, Ester Naomi Perquin, Job Degenaar, Willem M. Roggeman, Marijke Hanegraaf, Margreet Schouwenaar, Hester Knibbe, Jana Beranovà, Thomas Möhlman, Ben Zwaal, Francis de Preter, Frans Budé, Patty Scholten, Tsead Bruinja, Ilse Starkenburg, Hans v.d. Waarsenburg, maar ook Wim van Til zelf, Co Woudsma, Jane Leusink, Annemieke Gerrist, Kees van Domselaar, Anne Van Amstel, Pim te Bokkel, Mischa Andriessen, Onno Kosters, Hanz Mirck, Edwin Fagel, Sylvia Hubers, F. Van Dixhoorn, Astrid Lampe, Johanna Geels, Thom Schrijer, Mark Boog, René van Loenen, Fred Penninga, Ruben van Gogh, Lenze L. Bouwers, Hans Tentije, Elma van Haren, Ellen Deckwitz, Bart FM Droog en Jaap Robben.
Gedurende vijf jaar hebben zowel gevestigde waarden als opkomend talent er gepraat over hun poëtica en voorgelezen uit eigen werk. Dit lustrum wordt nu gevierd met de bibliofiele uitgave van  een bloemlezing Ontmoet de dichter…, een bundeling van 50 gedichten van 50 dichters, die optraden in het Poëziecentrum. De selectie draagt de persoonlijke stempel van gastheer Wim van Til en wordt door hem zelf ingeleid. Het is een voortreffelijke staalkaart geworden van aanwezig poëtisch talent in onze lage landen.
Bij elk gedicht hoort een ‘prent’ van graficus Gerrit Westerveld, sinds lang een onafscheidelijke compagnon de route. Westerveld, de stichter van de poëzie-uitgeverij Kleinood & Grootzeer, noemt het zelf, ietwat te bescheiden, het illumineren van het gedicht. In werkelijkheid is het telkens een eigenzinnige grafische interpretatie van het geschrevene. Zoals woorden op zich abstracte tekens zijn en hun betekenis ontlenen aan hun interpretatieve context, zo zijn ook de ‘illuminaties’ van Westerveld abstracte autonome kunstwerken, die, in samenspraak met het gedicht, aan beiden een synergetische meerwaarde geven. Daarbij hanteert Gerrit Westerveld een zeer persoonlijke stijl, beïnvloed door pop-art en kalligrafie, zoals Johanna Jacobs in haar voorwoord stelt. Primaire kleurenreeksen worden met brede borstelstroken neergezet. Zij noemt het Westerveld’s ‘eigen merk’: De vormentaal is eenvoudig en krachtig en wordt nu eens tot de essentie teruggebracht, dan weer rijk en lyrisch toegepast.
Dit grafisch kleinood is een absolute must voor elke rechtgeaarde poëzie- en kunstliefhebber. De eerste honderd exemplaren zijn genummerd en gesigneerd door Gerrit Westerveld en bevatten een originele prent uit de serie.

Ontmoet de dichter…., Wim van Til en Gerrit Westerveld, Uitgeverij Kleinood & Grootzeer, Bergen op Zoom, 2012, ISBN/EAN 978-90-76644-64-6, www.kleinood-en-grootzeer.com

(Richard Foqué)

Het hellekind van Dehouck

Een vrouw stormt een politiekantoor binnen met de mededeling Hij gaat onze zoon vermoorden. Die hij blijkt niemand minder te zijn dan haar echtgenoot, zijn vader.

Gruwelijk gegeven genoeg om er een thriller aan op te hangen, maar hoe doe je dat als je vanaf de eerste pagina’s het gegeven van het verhaal al blootlegt? Geen klein bier, maar de spanning wordt alleen nog maar opgevoerd. Dit is niet alleen het verhaal van de vader, huisarts Chris die geen greep meer heeft op zijn gezin en nog minder op zijn zoon, die zware gedragsproblemen vertoont en rechtuit onhandelbaar is geworden. De  elfjarige Sam vertoont immers pestgedrag en geniet bij het martelen van een huisdier.

Als huisarts wil de vader wetenschappelijk vastleggen wat er met zijn zoon aan de hand is. De diagnose is onverbiddelijk: voor het gedrag van Sam was er geen remedie, geen therapie. Sam had geen autismespectrumstoornis, hij leed niet aan ADHD, ODD, of een van de vele andere letterwoorden verzonnen door psychologen om het gekke gedrag van een kind te verklaren. Zoonlief heeft een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Noch een beloningssysteem voor goed gedrag, noch een raadpleging bij een psycholoog en evenmin medicatie kunnen het probleem verhelpen. De vader beseft dat hij zijn zoon niet kan helpen en wil het ook niet meer. De enige uitweg is… besluiten hem te vermoorden: Wat Sam wachtte, was een graf van kreupelhout. De moeder, Charlotte, verpleegster van beroep, wil de waarheid over de toestand van haar zoon Sam niet onder ogen zien en vergoelijkt zijn gedragsproblemen – meer dan dat: zij legt de schuld bij haar echtgenoot.

Tegelijkertijd met het beklemmende verhaal hoe de vader de zoon in de val wil lokken, komt een tweede verhaal op dreef. Jeugdherinneringen van de vader zelf komen bovendrijven, die als kind een traumatiserende ervaring met zijn kindermeisje had. Het wordt er alleen nog maar raadselachtiger op en de lezer vraagt zich af wie eigenlijk het ware hellekind is: de zoon, de vader, of allebei? Bram Dehouck is er niet alleen in geslaagd het controversiële gegeven van een vader die zijn zoon wil vermoorden in een geloofwaardig verhaal te gieten; hij houdt zijn lezers in een ijzeren greep en gooit er nog een verrassend einde tegenaan. Hellekind is een pageturner zoals een thriller behoort te zijn, heel visueel geschreven, met flitsende dialogen, als een bijna-klaar-scenario voor verfilming.

En dat is niet verwonderlijk: Bram Dehouck (1978) debuteerde met De minzame moordenaar (2009) en dat was meteen een schot in de roos. Hij won er in 2010 de Gouden Strop én de Schaduwprijs voor het Beste Spanningsdebuut mee. In 2012 won hij voor de tweede keer De Gouden Strop met Een zomer zonder slaap (2011). Dat er van deze thriller, naast een Duitse vertaling, een film op komst is, hoeft niet te verbazen. Knack schreef over dit boek: Wat een intensiteit, wat een intrigerend drama. Reservoir Dogs waardig.

Hellekind, Bram Dehouck, Uitgeverij De Geus, Breda, 2012, ISBN 978 90 445 1906 8

(Roger Nupie)

Waarschijn

De journalist Erick Kila is vooral bekend als auteur van jeugdboeken, waar het geheimzinnige en surreële steeds een drijvende rol in speelt. Als dichter debuteert hij in 1984 met de bundel Analyse van een landschap. die wordt gevolgd door nog drie anderen: Het grijs (1988), Wat zich laat zien (1992), gedichten met tekeningen van Jaap van den Ende, en Uitzicht met kamer (1995). Het zijn telkens bundels met een beperkt aantal gedichten. Een veeldichter kan Kila dan ook niet genoemd worden.  Dat is in Waarschijn niet anders.

De bundel bevat 6 gedichten, in het totaal 157 versregels, aangevuld met een korte theatertekst: De lezing.  Erick Kila is uiterst zuinig met woorden. Leestekens zijn aan zijn poëzie nauwelijks besteed. Een en ander resulteert dan ook in afgemeten, ritmische versregels, waarbij elk woord op zich staat, naar zichzelf verwijst, maar tezelfdertijd zijn zeggingskracht ontleent aan het woord ervoor en erna en pas in de totaliteit van het gedicht zijn gelaagde betekenis verwerft. Zo bijvoorbeeld in het wat langere gedicht  Namiddag in Efese:  2 Bewegend / hitte / vergeten te zijn / deze wegen mogen je / niet toelaten / je lawaai is ongepast / 3 ze besluiten / lang te blijven in de marmeren / straten / ze zien namen / Mithridates / Theodosius / ze hebben aan namen / genoeg / ze besluiten / dat de zon een wiel is / krasbaar in steen / dat ze na het lezen / zullen tuimelen in / een gedachte.

Kila observeert afstandelijk en koel, emoties worden gebannen. Hij kijkt toe en rapporteert als het ware op een schijnbaar objectieve wijze: de dichter-journalist. Zijn stijl is afgemeten, zakelijk en nuchter, waarbij hij het gebruik van bijvoeglijke naamwoorden zoveel mogelijk vermijdt. In die zin is hij debet aan F. Bordewijk. Met zijn korte, kernachtige en soms elliptische verzen schrijft Kila zich dan ook in in de traditie van de Nieuwe Zakelijkheid uit de dertiger jaren. Je denkt / ik ben maar iemand die / voorbijgaat / ik wacht wel / uit de nacht zal zich / een horizon losmaken / heel voorzichtig / alsof geen mens / te bekennen is.

In deze bundel staat niets vast. Waarheid en schijn zijn voor de dichter slechts toestandsvormen van de werkelijkheid zoals we die ervaren: schijn en wezen, waarschijn. Van bij de eerste versregel voert hij de lezer ongemerkt binnen in zijn magisch-realistisch universum. Dat spanningsveld wordt opgevoerd naar het einde van de bundel toe: Schaduwinkt 1 / achteraan / bij het uiterste / gaan de stappen van / het donker / het komt iedereen toe /tot in het klein / tot in het ver / zo ver. Het culmineert tenslotte in de theaterdialoog waarmee de bundel besluit: een lezing van de dode (zelfmoord) Franse dadaïst Jacques Rigaut: een theatertekst als gedicht. Kila doet het met een ongewone trefzekerheid.

Waarschijn is een ongewoon beklemmend ontwrichtend stuk poëzie dat de werkelijkheid ontredderd achterlaat. 

Waarschijn, Erick Kila, Uitgeverij Kleinood & Grootzeer, Bergen op Zoom, 2012, ISBN/EAN 978-90-76644-61-5, www.kleinood-en-grootzeer.com

(Richard Foqué)

Dooitijd

Jo Gisekin publiceerde bij PoëzieCentrum Gent haar vijftiende bundel, Dooitijd. Deze fraaie bundel is opgedeeld in zes cycli: Dooitijd, Sluipweg, Fine Fleur, Textuur, Atelier en Partituur.
De eerste cyclus bevat gedichten over de liefde en het verglijden van de (winter)tijd naar een morgen in schoonschrift. In Sluipweg zegt de dichteres:

de dichter vindt zelden het woord. / Zijn oog verdwijnt achter spiegels van / glas achter langgerekt geluid dat niemand / nog hoor… de dichter is de enige. / De enige minnaar vertwijfeld op zoek / naar het niet geschreven vers.

Gisekin weeft geheimzinnige personages doorheen haar gedichten. Een bedelares (Madonna van de straat), iemand met het downsyndroom, een monnik (Er loopt een monnik door dit gedicht) en zijzelf is de dame met het boek. In Fine Fleur evoceert ze de schoonheid van bloemen en beschrijft zij het ambachtelijk tuinieren:

Zij legt de aarde open volgens welomschreven / regels. Knielt en houdt zichzelf in evenwicht. / Beweeglijk in de vingers trekt zij bij elke / schaduw een spoor. Naar licht /… Niets ontglipt haar ook aan hark of schaar: / dit werelddeel met cosmos, / ereprijs en veel / ambachtelijkheid.
(Ogentroost)

In Textuur is Jo Gisekin op haar best. Twaalf gedichten dragen de naam van een textielsoort kant, mousseline en kasjmier. In deze gedichten verwoordt zij de sensatie van het dragen van deze stoffen:

Soms is het de geur van paarden en gestapeld / berkenhout dat in vergeten kleren hangt / zoals segrijn modieus gelooid voor tasjes en / bijbels goud op snee in smalle vrouwenhanden. 
(Leer)

Licht laat zijde smelten, gloeiend van hunker. Te heet / voor woorden. / Alsof je schuilt in zachte schemer. Alsof schuim in water/ overgaat. Vloeibaar als danseresjes in steile pumps.

(Soie Martelée)

Maar in Geheel ontkleed vraagt zij haar naakte huid met liefde te bedekken:

Besneeuwd en klam / rechtopstaand duizenden haartjes die / trillen als scharen van een amechtige / kreeftKom en dek mij. Leg kleur op mijn borst en / wikkel mijn poriën in een omhelzing / voor naakte nachten.

In Atelier observeert en interpreteert Jo Gisekin vier vrouwenfiguren. In Celine laat zij haar personage spreken:

Laat me de wereld van op afstand genieten in / een verzonnen roes, een blauwdruk onvervalst en/ uitdijen tot een harmonisch contrapunt. /… Omarm mijn verstolen verlangens, de loze verzinsels / de scherven hoop nostalgisch bijeengeschraapt.

Aan deze cyclus voegt de dichteres ook gedichten toe omtrent Frida Kahlo en draagt zij poëzie op aan Albert Saverys, Roger Raveel en Roland Jooris. Cyclus vijf, Partituur, handelt over muziek.
Jo Gisekin schrijft toegankelijke, sensitieve poëzie en hanteert een narratieve schriftuur. Maar zij kent het poëtisch protocol als geen ander: in haar lay-out streeft zij naar een eigentijdse vorm van ontregeling. Soms balanceert een onbeduidend woord (lidwoord, voegwoord, voorzetsel) op het eind van een versregel en eindigt de volgende midden op de pagina.
Dooitijd is tegelijk klassiek én verrukkelijk modern.

Dooitijd, Jo Gisekin, Poëziecentrum, Gent, 2012 . ISBN 978 90 5655 285 5

(Nicole Van Overstraeten)

Amandine: een gezonde mix

Flor Vandekerckhove schrijft. Hij zet veel teksten op papier. Deze man is – het lijkt haast al wel eeuwen – uitgever van Het Vrije Visserijblad. Dat is een vaktijdschrift voor de Vlaamse vissersgemeenschap. Daar waar vroeger vooral visserijspecifiek nieuws werd gebracht, is het blad geëvolueerd. Het liet de laatste jaren een artistiek literaire noordenwind toe. Naast de schrijfsels om den brode produceerde deze auteur ook een hele waaier aan interessante en zeer leesbare romans, verhalen, toneelteksten, pamfletten, blogwerk, essays en zo voorts.
En nu hebben we dan Amandine voor ons liggen. De titel is niet te verwarren met de naam van de laatste IJslandvaarder, die in de Oostendse haven als museumschip dienst doet. Flor Vandekerckhove deelt zijn 307 bladzijden tellende roman in 32 hoofdstukken in. Korte stukken, hetgeen de leesbaarheid bevordert. De auteur geeft eerlijk toe dat dit boek er niet was gekomen zonder de informatie en medewerking van mensen die al eerder de visserijgeschiedenis op papier zetten. Dat siert hem. Deze personen hebben me de compost geleverd waarin dit verhaal heeft kunnen kiemen, zegt de auteur in zijn dankwoord. Op die manier is deze bijzondere sociale roman een gezonde mix geworden van feiten, anekdotes, verzinsels en literaire verwoordingen. Elke lezer zal er de eigen grenzen in herkennen of vermoeden, maar de zekerheden en waarheden liggen in het hart van de auteur. In het verhaal gaat een weeskind in het verleden spitten om antwoorden op zijn vragen te krijgen. Wat hij uiteindelijk ontdekt is niet fraai, onomkeerbaar en lotsverbonden. De lezer van Amandine wordt gegrepen door de tragiek van het vissersleven, de ondergang van de oude zekerheden en de welhaast te snel veranderende tijden. De sfeer van vroeger jaren wordt zeer tastbaar neergezet. Het is de kroniek van een vergane glorie die niemand onaangeroerd kan laten. Daarnaast is de roman een leerboek waarin heel wat historische waarheden in de herinnering worden gebracht. Het geheel is opgesmukt met interessant fotomateriaal van Jo Clauwaert. Voor wat de personages betreft laat Flor Vandekerckhove als het ware de laatste getuigen de revue passeren; zij zijn de ultieme stem die de teloorgang wat moet tegengaan. Hedendaagse invalshoeken brengen afwisseling. Politiek, ecologie, nostalgie, economie en hypocrisie zijn maar enkele van de onderlagen van de saus waarin Flor zijn verhaal drenkt: we bekomen een smakelijke literaire bouillabaisse die niet op drift slaat.
Sociale conflicten worden herbeleefd en jeugdzonden komen uit de kleerkast. Elk hoofdstuk van Amandine staat apart in de stevige constructie die dit boek is geworden. Naast de duidelijke waarde van dit nieuwe boek is de roman een kleinood voor verzamelaars. Het werk is heel creatief en prachtig uitgewerkt. Kosten noch moeite en talent werden gespaard om van het boek ook een kijkobject te maken; de vormgeving zal de verkoop geen windeieren leggen. Met Amandine bewijst Flor Vandekerckhove dat enkel hij over de visserij kan schrijven; bij hem geen bijvangsten, geen ondermaatse vis, geen gezeik maar louter erudiet geschrijf…

Amandine, Flor Vandekerckhove, Uitgeverij De Lachende Visch & C&DV Productions, geen ISBN-nummer gevonden

(Frank Decerf)

In een blauwe zon

Het is geweten dat het PoëzieCentrum op het gebied van poëziebundels vaak oog heeft voor de esthetiek van de publicatie. Ook dit keer is dit voor In een blauwe zon van Steven Graauwmans het geval. Het kaft toont het mooie ontwerp van Ilse Mertens die voor haar creatie een beeld gebruikt uit Champignon Nucléarie Vertical, een ets van Danny Danino. Maar wat kan over de inhoud van deze nieuwe bundel gezegd worden?
In Hongerdagen observeert de dichter schijnbaar anonieme personages vanop een veilig afstand. Hij observeert hun wat bizarre handelingen, probeert aan te voelen wat ze denken en ziet wat ze van plan zijn. Hun mysterie wil de dichter ten alle prijze beschermd houden. Hij schakeert zijn strofen vol tussenideeën. Zijsporen waarop andere werelden ontstaan en waar andere sentimenten dirigeren. De cyclus Glinsterdingen groepeert een geladen gevoel van verlies en vertwijfeling. Klinisch zuiver maakt Graauwmans de eindbalans op; het verlies wordt ervaren en toegegeven. Genezing lijkt niet meer mogelijk. De dichter wentelt zich niet in lakens van optimisme. Hij is eerder zwartgallig, maar dan wel zonder ten onder te gaan. Hij blijft in controle. Wanneer het evenwicht in zijn poëzie verloren lijkt, komt plots het herstel. De dichter speelt met zijn lezer. Hierin is Graauwmans sterk; zijn gedichten zetten de geduldige lezer op het verkeerde been. Zowel korte stukjes als wat langere gedichten strikken. Die reis - hoewel niet rechtlijnig - is wel boeiend, want gave poëzie moet proberen meer te zijn dan wat losse woordjes op een juiste plaats gezet. De dichter muilkorft het noodlot; die uitdaging gaat hij niet uit de weg.

Drie dochters

Drie dochters herstellen het huis
Moeder hoedt de schapen
Vader is al jaren ziek
De regen breekt door het dak
De kraan lekt
De kracht van de drie dochters
hoor je bovenuit de storm die het huis in stukken rijt
met blote tanden slachten ze de varkens voor het feestmaal
met hun ogen slaan ze het vuur, het vlees
saignant om geen hongerdagen
Wanneer nood niet meer is
dan het zacht vermoeden
op genezing

In een blauwe zon is het derde deel van de bundel waarin nogmaals wordt aangetoond dat de poëtica van Graauwmans een subtiele gelaagdheid heeft. Wie zich inspant zal beloond worden. Wie genoeg tijd neemt om de versregels rustig te laten uitgroeien, komt tot de aantrekkelijkheid van deze metaforen. Kwaliteit vraagt inzet, ook van de lezer. Steven Graauwmans creëert een nieuwe wereld, een aparte biotoop waarin mutaties hun plaats opeisen. Traag maar zeker sijpelen ze door elke vorm van belemmering. Het onheilspellende karakter van de schriftuur houdt ons waakzaam. In poëzie ga ik nogal vaak op zoek naar doordrenkt leven, miserie, hoop, vertwijfeling en authenticiteit. De publicatie In een blauwe zon heeft het allemaal. De andere soort poëzie laat ik over aan de verantwoordelijkheid en de persoonlijke smaak van anderen, want zoals vriend Marcel van Maele me ooit zei: “Er zijn veel soorten poëzie Frank…”.

In een blauwe zon, Steven Graauwmans, PoëzieCentrum Gent, 2012, ISBN978-9056552657

(Frank Decerf)

Een mildheid onbeschrijflijk

De Noord-Brabantse auteur Jasper Mikkers (° 1948) is een productief man. Aanvankelijk maakte hij naam onder het pseudoniem Tymen Trolsky, met de romans  Hyacintha en Pasceline (1974) en Aliesje (1975) en de dichtbundels Liederen van weemoed, wanhoop en waanzin en Indiase Liederen (allebei 1974). Niemand wist wie er achter zijn nom de plume schuilging, en er werd door literatuurcritici dan ook lustig op los gespeculeerd wie Trolsky écht zou zijn. Daarbij werden zijn boeken toegeschreven aan illustere collegae als Willem Frederik Hermans en Gerrit Komrij. Inmiddels publiceert hij reeds sedert 1976 onder eigen naam. Recentelijk schreef hij romans als Het einde van de eeuwigheid (2000) en Karl Marx Universiteit (2009) en de dichtbundels Eeuwigheid als ontbijt (2008) en We zijn al lang onderweg (die dit voorjaar, bij Nieuw Amsterdam het licht zal zien).
Maar voor het zover is, ligt nu Een mildheid onbeschrijflijk op de leestafel. Mikkers werd in de zomer van 2011 gepolst door Ruud Verploegen en Joost de Beer van weekblad De Tilburgse Koerier of hij ‘iets’ voor hen wilde schrijven. Waarop de auteur opperde eens in de vier weken een gedicht aan te leveren dat geïnspireerd zou zijn op de maand in kwestie. Na afloop zou de krant zijn bijdragen uitgeven, aangevuld met ongepubliceerde verzen. Zo gezegd, zo gedaan. Mikkers liet de ernst waarmee hij normaliter poëzie pleegt achter zich en genoot van onverwachte taalvondsten en regels die hem ‘zomaar’ invielen. En, hij wist er – dankzij het podium dat De Tilburgse Koerier bood – zowaar een breed publiek mee aan te spreken: “Overal werden regels uit de gedichten hardop voorgelezen, zoals in Café Weemoed, het spelershome van Willem II en het toilet van de Hema.” Hoezo zou poëzie niet leven?
De seizoenen zijn een duidelijk herkenbaar thema: De lente nadert als op vingertoppen. / Nadat het maanden hagelde en goot, / schijnt plots de zon, alsof hij ieder noodt / zich langer niet in huizen te verstoppen. Over het volgende seizoen: De zomer is een boom met vruchten aan zijn takken. / Ze moeten dag na dag geplukt door hand of mond, / mogen niet ongegeten vallen op de grond. / We kunnen ze, helaas, voor later niet verpakken. Zo komen ook de herfst en de winter aan bod. Uiteraard haakte hij ook aan bij het in het zuiden van Nederland niet weg te denken carnaval: Maar dan gebeurt het weer. Standen en rangen / worden gelijk onder het masker van de zot. / Door Dwazenkoning wordt de vorst vervangen, / snel draait hij alle harten van het slot. / Porie en keel gaan open in verlangen: / de sombere ziel veert op in warme spot. De bundel bevat 28 technisch perfecte sonnetten die zelfs voor mensen die niet gewend zijn iets anders te lezen dan De Tilburgse Koerier ‘lekker weglezen’. Een prestatie op zich! Mikkers heeft de poëzie een dienst bewezen. En nu zijn we benieuwd naar We zijn al lang onderweg!

Een mildheid onbeschrijflijk, Jasper Mikkers, De Tilburgse Koerier, Tilburg, 2012

(Bert Bevers)

Fusion

Fusion is een goed gedocumenteerde tweetalige studie in het Nederlands en het Frans over de gelijknamige internationale schildersgroep, in 1985 opgericht in Zuidwest-Frankrijk. In een verrassende uitgave verzamelt Mark Meekers (dichter), alias Marcel Rademakers (kunstschilder), een schat van gegevens over deze groep die hij met zijn broer Rudy opzette in Baupommier, een gehucht van de gemeente Champniers-Reilhac in de Dordogne.
De andere leden van Fusion zijn de Fransman Jean-Pierre Moccetti (uit Perigueux, wonende te Terrasson), de Engelsman John Bailey (oud-directeur van het Departement Schone Kunsten van het Polytechnisch Instituut in Preston, London), Fransman Pierre Souchaud uit Poitiers (directeur van het kunsttijdschrift Artension) en de Nederlander Victor Ryath (wonende in de omgeving van Poitiers).
In een voorwoord situeert Mark Meekers het ontstaan van deze kunstenaarsgroep - als reactie op wat hij noemt de cultuurcrisis van de conceptuele kunst, video- en andere installaties en het postmodernisme. De internationale kunstscène wou teruggrijpen naar het authentieke, naar het filosoferen met verf. Met de natuur als uitgangspunt engageerden deze schilders zich voor het coloriet, het bloed van de schilder en la luminosité, de uitbarsting van licht.
In het volgende hoofdstuk ontwikkelt de auteur het concept van de beweging en voegt hij in Luminiscenties (reminiscenties aan lumineuze schilderijen) verhelderende commentaren toe. Ook kritische artikelen, gepubliceerd in kranten en tijdschriften uit de regio Sud-Ouest en uit Vlaanderen, worden hier opgenomen.
Alle artiesten worden in Kunstenaars/ Artistes peintres/ Sculpteurs afzonderlijk voorgesteld: biografie, lijst met tentoonstellingen…. Vooral hun picturaal credo is interessant om lezen. John Bailey: Op dit ogenblik tracht ik een structurele vorm te geven aan het licht. Rudy Meekers: De uitgestrektheid en de diepe eigenheid van de natuur worden in een gedefigureerde ruimte getransponeerd; zou de volledige versobering van dit licht en zijn autocreatieve vorm misschien ‘de overzijde’ zijn? Jean-Pierre Moccetti: Ik geloof werkelijk in de krachten van de kleur, zoals de musicus in die van de tonen, de dichter in zijn woorden… Marcel Rademakers, medestichter van de internationale groep Lumen–Numen (Antwerpen, 1967), verfijnt het kleur- en lichtdenken tot wat hij noemt het intensivisme: … de vibratie van de kleurverhoudingen maakt tegelijkertijd verschillende tijdsruimten zichtbaar op het doek…. De lichtende impulsen brengen de toeschouwer in verwarring, bevrijden hem van zijn harnas, rukken zijn oogkleppen af en openen zijn geest. Victor Ryath: Waarschijnlijk ziet men in het voorbijgaan in dat de schoonheid slechts naakt kan zijn, of eenvoudig kan zijn. Pierre Souchaud wenst een lichtplek om te rusten, een plaats om zijn lichaam te bewegen of om te luisteren hoe het zwijgt… de stilte moge zijn werk zijn.  De groep Fusion stelde vele malen tentoon in Frankrijk en België. Mark Meekers hield met enthousiasme en wetenschappelijke zorgvuldigheid alle persteksten bij omtrent deze tentoonstellingen. Een uitgebreide bibliografie, een addendum, een pagina omtrent de auteur, talrijke illustraties (waaronder vier in kleur) maken van Fusion niet alleen een prima journalistiek rapport, een waardevol kunsthistorisch document - maar ook een verrukkelijk kunstboek!

Fusion – Kunstenaars uit Zuidwest-Frankrijk, Artistes Peintres de Sud-Ouest, Mark Meekers, eigen beheer, 2012, ISBN 978-2-8054-0064-3

 (Nicole Van Overstraeten)

Monumentaal werk over Verhaeren

Liefhebbers van de poëzie van de in het Frans geschreven hebbende Vlaamse dichter Emile Verhaeren kunnen een nieuw kleinood gaan koesteren. Het betreft Emile Verhaeren – Vlaams dichter voor Europa. Dat is méér dan een klassieke, gestroomlijnde biografie. Enerzijds worden leven en werk van Verhaeren (Sint-Amands, 1935 – Rouen, 1916) breed gesitueerd in hun historische en sociologische context, anderzijds gaat auteur Paul Servaes (Sint-Amands, 1935) uiterst gedetailleerd en erudiet te werk.
Verhaeren was al bij leven een markante figuur van de literatuur in Europa. Stéphane Mallarmé, André Gide en Marinetti hebben hun waardering uitgedrukt voor le poète flamand. In het Duitse taalgebied werd Stefan Zweig zijn vaandeldrager en biograaf. Ai Quing, de vader van de beroemde kunstenaar-dissident Ai Weiwei, publiceerde in 1932 een keuze uit zijn poëzie. Raymond Trousson (Université Libre de Bruxelles) onderstreepte in 1981 dat Verhaeren bij geen enkele school hoort maar dat hij ze als voorloper allemaal grondig beïnvloedde. De invloed van Verhaeren op de historische avant-garde (vooral op de futuristen) werd in kaart gebracht door onder meer Dada-kenner Michel Décaudin (Sorbonne) en door Cocteau-specialist David Gullentops (Vrije Universiteit Brussel). Na de gebruikelijke periode in het vagevuur werd tijdens de jongste decennia het werk van Verhaeren niet alleen heruitgegeven, maar ook in vertaling gepubliceerd in heel Europa, in China en Japan.
In 1998 werd de Verhaeren Leerstoel ingehuldigd aan de VUB. De inaugurale rede werd verzorgd door professor Anne Marie Musschoot (Universiteit Gent), die de verstrengeling van twee culturen in het Belgische fin de siècle belichtte. Verhelderende bijdragen over de wisselwerking tussen Nederlandstalige en Franstalige literatuur werden gepubliceerd door professor David Gullentops, die bijzondere aandacht aan de dag legde voor Verhaerens opvattingen over multilinguïsme en multiculturalisme. Dat alles is uiteraard niet ontsnapt aan de aandacht van Paul Servaes, die nauwgezet nieuwe bronnen heeft aangeboord betreffende de receptie van het werk van Verhaeren in Nederland en in Vlaanderen.
Het boek behandelt impliciet ook meer dan ooit actuele, communautair geladen problemen. Het strekt Paul Servaes tot lof dat hij daarbij opiniërende stellingen zorgvuldig mijdt en louter beschrijvend te werk gaat. De auctoriële bescheidenheid en intellectuele discipline die hij aan de dag legt, maakt van zijn levenswerk een voortaan onmisbaar, objectief dossier.
Hubert Lampo pleitte er bij herhaling voor het lidmaatschap van de Vereniging van Vlaamse Letterkundigen open te stellen voor in het Frans schrijvende Vlamingen. Zij verdienen immers hun rechtmatige plaats te krijgen in het Vlaamse erfgoed. Het vlot leesbare boek van Paul Servaes, dat zich in eerste instantie toch wel tot de fans richt, verscheen in oktober 2012, de tweede druk in januari 2013, wat erop wijst dat er kennelijk wel publieksbelangstelling bestaat.
Paul Servaes besloot zijn loopbaan bij het gemeentebestuur van Sint-Amands in 1995 en werd de eerste conservator van het Provinciaal Museum Emile Verhaeren. Zijn boek wordt ingeleid door Herman Van Rompuy, voorzitter van de Europese Raad en door Luc Rochtus, voorzitter van de Vereniging voor Heemkunde in Klein-Brabant.

Emile Verhaeren. Vlaams dichter voor Europa, Paul Servaes, EPO, Antwerpen, 2012, ISBN 9789491297403

(Henri-Floris Jespers)