De hele santenkraam

In Vlaanderen en Nederland nog nagenoeg onbekend, maar in Zuid-Afrika een beloftevol en opwindend talent: dichteres Ronelda S. Kamfer, geboren in 1951 in Kaapstad. Na haar debuut in 2008 met Noudat Slaapende Honde, publiceerde zij dit voorjaar de bundel Santenkraam.
Het centrale thema van deze bundel is de ontruiming van Skipskop, een voormalig vissersdorpje bij Arniston, dat voor de bouw van een militair oefenterrein in de jaren zeventig moest verdwijnen. Ronelda S. Kamfer geeft niet alleen de verjaagde bewoners van Skipskop een naam, zij refereert ook naar de geschiedenis van Zuid-Afrika. Ronelda S. Kamfer levert in haar poëzie geen directe kritiek op de aan de coloured people opgelegde beperkingen. Maar de lotgevallen van haar personages impliceren politiek gevoelige issues als uitsluiting, armoede, geweld en waanzin.
In het gedicht bericht van uitzetting onthult Jan van Riebeeck, spreekbuis van de VOC, de ware bedoelingen van de kolonisten:

we gaan een kasteel bouwen want ik ben immers een koning we gaan een fort bouwen om ons tegen uhm... eh… de vijand te beschermen mijn andere makkers uit het noorden hebben een fantastisch handeltje: koop een slaaf en verkracht gratis een slavin

In Klippenkust  introduceert de dichteres kleurrijke personages als Slimme Sara, Kindse Terence, Mooie Mitchy Mitchell, Malle Maria, ome Grotevis Visser:

                            de mensen
van Klippenkust
zien hoe ome Grotevis Visser
voor dag en dauw
op zijn veranda zit
zit en terugdenkt
denkt aan
denkt aan zijn vader denkt aan zijn moeder en denkt
aan een tijd dat de zee nog kon
praten en alle verhalen van de wereld
onder in het water
leefden hij denkt aan de stemmen in zijn aderen
ome Grotevis Visser denkt aan zijn mensen
aan de mensen van de santenkraam

Ronelda S. Kamfer verzamelde haar 41 gedichten niet in cycli, maar in ‘vervolggedichten’. Bij Klippenkust horen bijvoorbeeld 5 gedichten (p. 39, 71, 75, 85, 103), waarin de lotgevallen van bovengenoemde personages worden uitgewerkt. Op pagina 39 vraagt ome Grotevis Visser zich af of het de schuld is van zijn Indiase bloed, dat zijn voorgangers en hij elke keer weg moeten. Ook vertelt Jeppe zijn levensverhaal, beheerst door alcohol en drugs. Ronelda’s moeder Martha was slachtoffer van huiselijk geweld, vriend Shaun is een junkie.
Maar een verrukkelijk hoogtepunt vormen de ‘onderwatergedichten’, waarin Ronelda S. Kamfer een wereld oproept van gezonken schepen, vissen die zich als mensen gedragen en waarbij een koor van zeemeerminnen de gebeurtenissen van commentaar voorzien, zoals in een klassieke Griekse tragedie.
De poëzie van Ronelda S. Kamfer is fris, ongekunsteld, rauw en intelligent. De veelheid aan associaties, de wrange ironie, het understatement, de magische herhalingen en monologue intérieur-technieken suggereren het poëtisch reservoir van deze dichteres. Santenkraam is een tweetalige bundel. Op de linker pagina staat steeds de Afrikaanse versie, op de rechterpagina lezen we de Nederlandse vertaling. Het is beslist interessant om die te kunnen vergelijken. De bundel sluit af met een verklarende woordenlijst.

Santenkraam, Ronelda S. Kamfer, Uitgeverij Podium, Amsterdam, 2012, ISBN 978 90 5759 517 2

(Nicole Van Overstraeten)