Mondjesmaat


Vera Steenput publiceerde onder meer in Het gezeefde Gedicht, Meander, De Schaal van Dighter, Poëziekrant en het kunstboek Hellebosch. Zij bracht in eigen beheer twee bundels uit, Orgelpunt (2017) en Mondjesmaat (2020). De titel van de laatste is voor tweeërlei uitleg vatbaar: ‘in kleine hoeveelheid’ en ‘mondvriendin’, als variatie op ‘hartsvriendin’. De bundel bevat een vijftiental gedichten, die ‘snoep’ tot onderwerp hebben. Vera laat zich daarin zonder omwegen kennen als een onverbeterlijke snoep-fanate.

Je deelt een snoepje en je vijand wordt een vriend/die vanaf nu alleen nog zoete woorden praat/ en samen met het snoepje slechts jouw lippen dient// Een snoepje biedt vertrouwen, troost in overmaat/ ’t Is waarom snoep voor mij een ereplaats verdient/ want ja, een snoepje is de beste mondjesmaat.

Zo luidt het in het openingssonnet. In deze fraai vormgegeven uitgave worden de gedichten afgewisseld door illustraties van allerhande snoepgoed of suikerwerk, waaronder reproducties van oude meesters. De lezer wordt ingewijd in een zoete wereld, die vermag troost te bieden, genot te verschaffen en nostalgische herinneringen op te roepen. En passant wordt zijn vocabulaire uitgebreid met benamingen als: cuberdon, neuzeke, beertjes, guimauve, nonnenscheet, sneeuwbal, napoleon, zure matten, smoelentrekkers, mokatine, arabier en maskesvlees. Onbekommerd laat Vera de term negerzoen vallen. De geneugten van het snoepen wordt ervaringsdeskundig en verleidelijk uit de doeken gedaan.

Loom ontrolt een rode/ loper kleverig zoet, verdooft mijn spreken./ Door deze omhelzing ben ik even van de wereld.

Het gaat in dit geval over de cuberdon, die ik na deze plastische beschrijving onverwijld wilde uitproberen. Soms is de toon een beetje treurig. Zoals in Kolonie 1965. Over een jongetje dat door zijn moeder op kinderkamp wordt gestuurd, geen aansluiting vindt en als enige genieting moet terugvallen op zijn babeluten. Of Beertjes:

Zeven beertjes in een blik/ wachten op een kinderhand.

Iedere dag van de week komt er een beertje aan de beurt om geconsumeerd te worden.

Beertje Zondag zo charmant/ is de laatste in het blik,/ wacht geduldig op de klik/ maar er komt geen kinderhand.

Zelfs in deze wereld van honingzoet genot maakt Vera ruimte voor bitterzure kritische uithalen. Zo speelt zij in Hostie met de dubbelzinnige betekenis van de term, zowel snoepje als het lichaam van Christus, waarop zoals bekend niet gebeten mag worden, op straffe van het hellevuur.

Nu denk ik na over het lot,/ hoe alles is verlopen./ ik breek de hostie open/ en proef een zure god.

Aan staatslieden van slechte wil:

u wandelt koket door de gangen, berekent uw kans/ en speelt met de wetten van dit land// Maar nooit/of nooit/of nooit/rolt u/beschaamd/uw zure matten.

In de Epiloog vinden we een bladzijde uit het Eetdagboek van de dichteres. De hele dag houdt zij zich angstvallig aan haar strenge dieet, om tegen elven, in het zicht van de haven, jammerlijk te stranden.

1 kilo witte pralines van Leonidas mét een noot/ 00u00: gouden doosje in de vuilbak/ morgen opnieuw


Mondjesmaat, Vera Steenput, Uitgever Vera Steenput, Dendermonde, 2020, ISBN 9789464000894

(Will van Broekhoven)