Michiel van Kempen (1957) is docent Nederlands en bijzonder hoogleraar Nederlands – Caraïbische literatuur aan de Universiteit van Amsterdam. Hij ontving voor zijn werk onder meer de ANV Visser Neerlandia Prijs. Als schrijver publiceerde hij onder andere bij Uitgeverij In De Knipscheer Landmeten (verhalen, onder het pseudoniem Winston Leeflang, 1992), Plantage Lankmoedigheid (roman, 1997), Het Nirwana is een lege trein (reisverhalen, 2001), Pakistaanse nacht en andere verhalen (2002), en Wat geen teken is maar leeft (gedichten, 2012)
Zijn nieuwe dichtbundel opent met het titelgedicht Het eiland, gevolgd door 5 cycli: Eilanden, Stupor Mundi, Efemeer, Genen en Verzoeke geen rouwbeklag. Hij kiest er voor om al zijn gedichten een titel te geven. Als je die allemaal achter elkaar zet trekt hij je mee in een bijzondere wereld. De proef op de som: Het eiland, Van Tilburg, Röntgen, Germaine in Suriname, Zwart wit, Transmigratie, Ver, Elisabeth Bas, Daar en hier, Kerstklas, Donkere kamer, Verlanglijst, Cement, Basiliek, Boter, Beloken, Rond, Groot Circus H&L I, II, Over spel, Daar sta je dan, Zal ik zal ze, Kortom, Ja dan, Twee huizen, Laatste gang, Strijklicht, Parlemour, Ben zo terug (voor mijn moeder 1922-2011), Krant (voor mijn vader, 1920-2015), Redeloos (voor Orlando Emanuels 1927-2018), Schuimkraag (voor Piet Simons 1923-2018), Meester (voor Erwin de Vries 1929-2018), De boom is gevallen (voor Michael Slory 1935-2018), Tenzij (voor Bhai James Ramhal 1935-2018), Kwatrijn (voor Shrinivasi 1926-2019), Calonia (voor Bea Vianen 1935-2019) en Hè? (voor Eugène Chateau 1926-2019).
Michiel van Kempen is een dichter die je meteen, met huid en haar, in zijn gedichten trekt. Het zijn vaak kolkende, betoverende stromen, die je nauwelijks tijd geven om adem te halen. Geuren, kleuren, mensen, dieren en landschappen wisselen elkaar in een hoog tempo af. Hij maakt spaarzaam gebruik van interpunctie. Stilstand is geen boodschap, zeker niet bij een eerste lezing. Hoe dan ook nopen de gedichten tot lezen, herlezen. Altijd is er iets nieuws, een andere invalshoek te ontdekken. Onder de beschrijvingen gaat een diepere, intrigerende wereld schuil. Soms stelt de dichter heel kort vast:
Röntgen
Door het hoofd van Bonaire heen straalt de vogel
die heel oud-koloniaal hier zijn voedsel haalt.
In samengedrongen zoutkegels is het goed snavelen
en bij al die witheid is zijn rood bijna gewelddagig.
Maar het oud rumoer snatert voort in nieuwe debatten
en in de pannen roeren de smaakmakers zich als vanouds.
Het gedicht Krant (voor mijn vader 1920-2015) sluit op een veelzeggende manier af:
….
En zo heeft hij mij na jaren toch geleerd:
Verdriet verdampt niet,
verdriet legt zich neer in je ziel.
Onderhuids, indringend en onweerlegbaar.
Het eiland en andere gedichten, Michiel van Kempen, In De Knipscheer, Haarlem, 2021, ISBN 978 90 6265 796 4 NUR 306
(Frans August Brocatus)
die heel oud-koloniaal hier zijn voedsel haalt.
In samengedrongen zoutkegels is het goed snavelen
en bij al die witheid is zijn rood bijna gewelddagig.
Maar het oud rumoer snatert voort in nieuwe debatten
en in de pannen roeren de smaakmakers zich als vanouds.
In de cyclus Verzoeke geen rouwbeklag bundelt hij acht gedichten gewijd aan gestorven dichters en schrijvers. De cyclus Efemeer die deze cyclus voorafgaat sluit hij af met een in memoriam gedicht voor zijn moeder en één voor zijn vader. Subtiel. Het geeft deze gedichten een andere plek die je (nog) dichter brengt.
Het gedicht Krant (voor mijn vader 1920-2015) sluit op een veelzeggende manier af:
….
En zo heeft hij mij na jaren toch geleerd:
Verdriet verdampt niet,
verdriet legt zich neer in je ziel.
Onderhuids, indringend en onweerlegbaar.
Het eiland en andere gedichten, Michiel van Kempen, In De Knipscheer, Haarlem, 2021, ISBN 978 90 6265 796 4 NUR 306
(Frans August Brocatus)