Zo’n
honderdvijftig pagina’s gedichten telt Hemelingen, de nieuwe bundel van Koen Stassijns (Ninove,
1953). De bundeling werd, volgens de flaptekst, lang verwacht. De vorige, Zwijghout, dateert van 2000.
Stassijns’
poëtische productie van de laatste twee decennia haakt aan bij de weinig
opwekkende thema’s ‘dood’ en ‘verlies’. Door middel van de herinnering probeert
de dichter zijn pijn als het ware te vangen in taal. Het is een poging om wat
diep verborgen zit te objectiveren.
Bij het graven in
kwetsbare en heftige emoties passen matigheid en soberheid. De lezer moet
ruimte krijgen. In Hemelingen
pakt het niet goed uit. Stassijns’ palet aan beeldspraak wordt, in combinatie
met zijn register aan zintuigelijke gewaarwordingen, al te overvloedig
duidelijk. Er is heel veel van hetzelfde. Daar kleeft iets zelfgenoegzaams aan.
Wel jammer, want Stassijns kan sterke en ontroerende gedichten schrijven.
Onmatigheid vinden
we in de kwantiteit, de weergave van seksuele genietingen, het grijpen naar
beeldspraak en het behandelen van persoonlijke trauma’s. ‘Kan het niet een
onsje minder’, denk ik dan en ‘Ja, we weten nu wel dat je kunt allitereren en
metaforeren’. Het omvangrijke geheel aan zwarte herinneringen, erotische
ontspanningsoefeningen en ‘mental cases’ is te particulier. Het dringt zich te
zeer op.
Klaarkomen in
b&b surplace
heet een van de gedichten. Het klaarkomen zal zeker belangrijk zijn voor de
vitale senior, maar ik hoef het niet te weten.
De ‘hemelingen’
uit de titel zijn de doden die in het geestelijk domein van Stassijns een rol
spelen. In positieve of negatieve zin zijn ze aanwezig. Sommigen worden door de
dichter ongenadig aan het kruis genageld, anderen worden enigszins mild en met weemoed beschouwd. Achter veel van de
hemelingen gaat voelbaar een sfeer van tragiek schuil. In gedichten over de
ouders komt deze sfeer ingehouden en overtuigend tot uitdrukking.
Genesis 1
Ik ben verwekt op de koudste dag van het
jaar,
en geboren toen de prille najaarszon de
laatste
zoetheid stuwde in de druiven. De eerste
blaren
bruinden en vielen almaar hulpelozer neer.
Mijn moeder droeg me gelaten en rigoureus.
Ze had geen keus. En ik werd de derde van
zeven.
Geen enkele herinnering aan haar draag ik
als een liefdevolle ring rond mijn leven.
Mijn vader vervaagde uit het beeld van
elke dag.
Hij loste op, voerde een heroïsch gevecht,
roerde
medicijnen in elkaar en trachtte te
genezen
terwijl hij ons daarbij vergat. Wij werden
wezen.
Het woord ‘zelfmoord’ werd een refrein.
Moeder
zong het ieder seizoen, en later aldoor
vaker.
Ze sloot zich op en slikte dan de
dodelijkste pillen.
Ik hoor haar janken nog, een lamgeslagen
hond.
Mijn ouders werden wilde dieren voor
elkaar.
Alles wat waar was geweest en klaar, was
verkeerd
in een strijd op leven en dood. Ik zag het
aan,
en besefte dat ik de liefde nooit heb
geleerd.
Waar Koen
Stassijns alleen sober verslag doet, overtuigt hij moeiteloos. Zijn
‘hemelingen’ hebben niet meer dan dat nodig om te schrijnen en te intrigeren.
Hemelingen, Koen Stassijns,
uitgeverij Atlas Contact, Amsterdam/Antwerpen, 2019, ISBN 978-90-254-5834-8
(Erick Kila)