Over ‘Mila Fertek’ vond ik nergens informatie. Ik ga ervan uit dat het een pseudoniem is. Van een man of van een vrouw. Worden we als lezer voetje gelicht? Ik moet het open laten. Maar het is duidelijk dat er in deze gedichten voor een vrouwelijke focus gekozen wordt. Vandaar wellicht dat het beroemde schilderwerk van Gustave Moreau Salomé dansant devant Hérode op de voorflap staat. Ook het ik in deze gedichten ontdubbelt zich in een ‘ik’ en een ‘zij’. Maar wie zich ook achter Mila Fertek bevindt, erg relevant is het niet. Want in de kern blijft poëzie iets naamloos. We lezen het in deze bundel: Nietszeggend als naar mijn mening / Namen zijn. Ironie is in dit werk niet weg te denken. Maar het is een ernstig te nemen ironie: Mijn geweten lacht om alles / (Hetgeen mij pijn doet). De bundel Antipode – Heimwee naar wie ik nooit ben geweest is hoe dan ook een merkwaardig werkstuk. Een antipode betekent onder meer ‘tegenhanger’ en ‘tegenpool’. Deze gedichten balanceren tussen spraak en tegenspraak. Elke bewering wordt door een andere bewering weerlegd en/of ontkracht. De geliefkoosde taalfiguur die we uit deze gedichten aflezen is de paradox – die we meteen al merken in de ondertitel. Stilistisch, zo zou je kunnen zeggen, wordt hier rijkelijk de retoriek van de paradox gehanteerd. Die paradoxen zijn ruimschoots te herkennen. Een lukraak voorbeeld hiervan: Ik kom vooruit door mijn / Hardnekkig / Stil blijven staan. Het effect dat hieruit sorteert is deze van een annihilatie. Er is geen vooruitgang en er is geen stilstand. Er is in wezen ‘niets’ (het woord valt verschillende keren). Alles resulteert in leegte: Wat verder valt er te zeggen/Mijn verleden is/ Wat mijn toekomst zal zijn/Te weten/Niet anders dan/de grote leegte uit vanwaar/ik gekomen ben. We hebben te maken met een poëzie die afwijkt van wat men doorgaans van poëzie verwacht. Ze is in geen geval lyrisch: in het ritmische taalspel (wat de formele kern van poëzie is, lijkt me) is zij lucide. Ze zingt niet, ze beschouwt. De dichter omschrijft de gebruikte werkwijze als volgt: Waarnemen slechts/Niet voelen/Zich het liefst in de schemer bevindend/Weergeven wat waargenomen wordt/Is wat mij drijft/Verder niets. In zekere zin brengt deze scherpzinnige poëzie een metafysische problematiek ter sprake: zijn of niet zijn, schijn en werkelijkheid, waarheid en leugen, verleden en toekomst. Niets lijkt wat er is want het is er niet. Of het wordt nauwelijks of verkeerd ontwaart. Ik/Uiteindelijk aangekomen/Kijk om me heen/Om te zien/Dat niets lijkt op/Dat wat ik/(Destijds)/Meende te zullen gaan zien. Kenmerkend voor dit soort poëzie is dat ze vrij wil zijn van metaforen: Ik begin te denken dat alle metaforen zinloos zijn/Aangezien metaforen niets betekenen/Noch ergens toe leiden kunnen. Ik vind dit al bij al merkwaardige, zeer kervende poëzie. Zij is bijzonder subtiel. Deze poëzie draait niet uit op positief of negatief: ze is geankerd in een existentiële feitelijkheid .
De Boekhouding
Een blog van de Vereniging van Vlaamse Letterkundigen / www.vvldeauteur.be
Niet anders dan de grote leegte
Over ‘Mila Fertek’ vond ik nergens informatie. Ik ga ervan uit dat het een pseudoniem is. Van een man of van een vrouw. Worden we als lezer voetje gelicht? Ik moet het open laten. Maar het is duidelijk dat er in deze gedichten voor een vrouwelijke focus gekozen wordt. Vandaar wellicht dat het beroemde schilderwerk van Gustave Moreau Salomé dansant devant Hérode op de voorflap staat. Ook het ik in deze gedichten ontdubbelt zich in een ‘ik’ en een ‘zij’. Maar wie zich ook achter Mila Fertek bevindt, erg relevant is het niet. Want in de kern blijft poëzie iets naamloos. We lezen het in deze bundel: Nietszeggend als naar mijn mening / Namen zijn. Ironie is in dit werk niet weg te denken. Maar het is een ernstig te nemen ironie: Mijn geweten lacht om alles / (Hetgeen mij pijn doet). De bundel Antipode – Heimwee naar wie ik nooit ben geweest is hoe dan ook een merkwaardig werkstuk. Een antipode betekent onder meer ‘tegenhanger’ en ‘tegenpool’. Deze gedichten balanceren tussen spraak en tegenspraak. Elke bewering wordt door een andere bewering weerlegd en/of ontkracht. De geliefkoosde taalfiguur die we uit deze gedichten aflezen is de paradox – die we meteen al merken in de ondertitel. Stilistisch, zo zou je kunnen zeggen, wordt hier rijkelijk de retoriek van de paradox gehanteerd. Die paradoxen zijn ruimschoots te herkennen. Een lukraak voorbeeld hiervan: Ik kom vooruit door mijn / Hardnekkig / Stil blijven staan. Het effect dat hieruit sorteert is deze van een annihilatie. Er is geen vooruitgang en er is geen stilstand. Er is in wezen ‘niets’ (het woord valt verschillende keren). Alles resulteert in leegte: Wat verder valt er te zeggen/Mijn verleden is/ Wat mijn toekomst zal zijn/Te weten/Niet anders dan/de grote leegte uit vanwaar/ik gekomen ben. We hebben te maken met een poëzie die afwijkt van wat men doorgaans van poëzie verwacht. Ze is in geen geval lyrisch: in het ritmische taalspel (wat de formele kern van poëzie is, lijkt me) is zij lucide. Ze zingt niet, ze beschouwt. De dichter omschrijft de gebruikte werkwijze als volgt: Waarnemen slechts/Niet voelen/Zich het liefst in de schemer bevindend/Weergeven wat waargenomen wordt/Is wat mij drijft/Verder niets. In zekere zin brengt deze scherpzinnige poëzie een metafysische problematiek ter sprake: zijn of niet zijn, schijn en werkelijkheid, waarheid en leugen, verleden en toekomst. Niets lijkt wat er is want het is er niet. Of het wordt nauwelijks of verkeerd ontwaart. Ik/Uiteindelijk aangekomen/Kijk om me heen/Om te zien/Dat niets lijkt op/Dat wat ik/(Destijds)/Meende te zullen gaan zien. Kenmerkend voor dit soort poëzie is dat ze vrij wil zijn van metaforen: Ik begin te denken dat alle metaforen zinloos zijn/Aangezien metaforen niets betekenen/Noch ergens toe leiden kunnen. Ik vind dit al bij al merkwaardige, zeer kervende poëzie. Zij is bijzonder subtiel. Deze poëzie draait niet uit op positief of negatief: ze is geankerd in een existentiële feitelijkheid .
Internationale bloemlezing
De Atunis Galaxy Anthology is een Engelstalige bloemlezing van dichters wereldwijd. Hoofdredacteur is de in België wonende Albanese dichter Agron Shele; adjunct-hoofdredacteur is Hannie Rouweler (Nederland), bijgestaan door Alicja Kuberska (Polen) en Shoshana Vegh (Israel). En dan is er nog een uitgebreid team van raadgevers, literaire redacteurs en een adviesraad.
Er is werk opgenomen van acht Nederlandstalige dichters.
Niet minder boeiend is de kennismaking met de andere dichters.
Atunis Galaxy Anthology World Poetry 2025, Demer Press, 2025, ISBN 978 1 326 42262 2
(Roger Nupie)
De ogen van de uil
Astrid Arns (1960), dichter en organisator van poëzieavonden in Gent, Jana Arns (1983), dichter en schrijfdocent, Ann Van Dessel (1961), dichter en schrijfdocent aan de Schrijversacademie in Antwerpen, Bo Vanluchene (1988), dichter, uitgever, recensent en ex-columnist bij Het Nieuwsblad en Elise Vos (1984), dichter. Vijf dichters maken van de nood een deugd en schrijven samen een bundel gedichten over een thema dat hen nauw aan het hart ligt: slapeloosheid, insomnia.
Op de vraag of insomnia een typisch westers probleem is en hoe andere culturen met dit probleem omgaan stelt Roose:
pardoes van de dag gevallen,
ligt hij al uren op zijn rug
rondjes te draaien in een dood
lopende nacht. tergend traag
kruipen sterren langs het raam,
ze gluren schaamteloos naar binnen.
ook de maan steekt geen poot uit.
met de zon komt de reusachtige
engel. zij houdt hem een hand boven
het hoofd en steekt één vinger uit.
hij trekt zich recht aan het licht.
De ogen van de uil, Uitgeverij P, Leuven, 2025, ISBN 978-94-64757-69-9
(Frans August Brocatus)
Harpijen
Drie gevleugelde dames met ontblote borst op de cover van Harpijen, gedichten van Maria Pommerel. Na haar debuut Extramarital: The Hidden Verses neemt Maria Pommerel ons opnieuw mee naar de krochten van het onfatsoen, lezen we op de achterflap, waar weeral drie dames ons dreigend aankijken. En dat is niet gelogen over deze hardcover uitgave die verscheen bij Stichting Spleen, waar Kees Godefrooij zijn ook al niet mis te verstane erotische poëzie laat verschijnen. Maar ‘erotisch’ is een al te milde omschrijving van het werk van Pommerel. Haar poëzie baadt eerder in een Markies de Sade-sfeer.
Dat wordt maar al te duidelijk in de zeven gedichten in deze bundel.
Wie kan en wil afdalen in ‘de krochten van het onfatsoen’ vindt in Harpijen beslist zijn gading.
Harpijen, Maria Pommerel, Stichting Spleen, Amsterdam, 2025, ISBN 978-90-833918-4-7
(Roger Nupie)
Zonder doel zien dolen
Een beslist, met de steun van het gemeentebestuur van Schoten, liefde- en smaakvol uitgegeven boek is Zonder doel zien dolen – Gedichten van en voor Alice Nahon. Samensteller Gust Peeters maakte een (op de volgorde van haar bundels zoals die in de DBNL staan, en op de rangschikking in die bundels gebaseerde) chronologische keuze uit het werk van Alice Nahon, en lardeerde die met citaten uit haar correspondentie zoals die werd uitgegeven in het door haar biograaf Manu Van der Aa samengestelde brievenboek Mijn ziel ligt overhoop zoals de koffer met niet beantwoorde brieven.
Daarnaast nodigde Peeters dichters uit
om te reflecteren op het werk van de in haar tijd bijzonder populaire en
veelgelezen (met een kwart miljoen verkochte uitgaven is zij vandaag nog na
Guido Gezelle de best verkochte Vlaamse dichter aller tijden) Nahon, waarbij ze
de volledige artistieke vrijheid kregen. Vijfentwintig auteurs gingen op die
invitatie in, en de samensteller zelf droeg ook bij. Uit zijn Lotsbestemming:
Soms klonk een wanhoopskreet uit duizend dichte monden / in bijklanken van
taal en regelmaat ontstemd.
Er staan verrassende confrontaties in
het boek. Terwijl de bloemen in Gladiolen Nahon geestdriftig maken (kom,
drink van ’t gladiolenrood! / Want in die blommen ligt een gloed, / die bleek
gedacht en bleek gemoed / weer gloeien doet….), roepen ze bij Daniel
Billiet wrange beelden van winterse hongertijden op: We bedelden vijf
bloembollen bij elkaar, / gladiolen. Omdat ons Veertje zo liefjes / glazig
lachte, schonk een boer iets wat / hij durfde een aardappel te noemen. // Water
was er genoeg. In anderhalve liter / kookten we die gladiolen en die schrompel
/ patat [….].
Bert Deben zorgt voor een hedendaagse
versie van Nahons Avondliedeke (met de befaamde openingsregels ’t Is
goed in ’t eigen hert te kijken / nog even voor het slapen gaan) met Nog
even voor het slapen gaan / op mijn smartphone controleren / of ik genoeg
reacties kreeg / en mensen mij nog steeds waarderen // ik tel de likes en alle
hartjes / op facebook, twitter en LinkedIn / op snapchat en op Instagram / op
alles wat ik daar verzin […]).
En zo zijn er doorheen heel de bundel
regelmatig verrassende ‘spiegelingen’ te vinden.
Indringend: Je kan nooit / in alle
talen zwijgen. // Ons vlees is te zwak / om grote dingen / lang in zich te
dragen van Tom Driesen. En: ze vinden nergens ’t eigen gezicht / dan in
de stille, zwijgende spiegel // in het eigen / stille huis van Jan
Ducheyne.
Behalve de geciteerde werden er nog 22
dichters bereid gevonden Alice Nahon voor dit project te eren: Liesbeth Aerts,
Monique Bol, Ulrike Burki, Hermine Couvreur, Vanessa Daniëls, Jan Ducheyne,
Kees Godefrooij, Elbert Gonggrijp, Goedele Horemans, Anne Meerbergen, Jürgen
Nakielski, Leen Pil †, Yanni Ratajczyk, Antony Samson, Vera Steenput, Runa
Svetlikova, Frans Terken, Frank Van den Houte †, Shari Van Goethm, Gert
Vanlerberghe, Leen Verheye, Tom Veys en Akim A.J. Willems.
Zonder doel zien dolen – Gedichten van en voor Alice Nahon, samenstelling Gust Peeters, eigen beheer, Antwerpen, 2025
(Bert Bevers)
Betrokken bij het weidse nabije
Met Het omber en het oker is Paul Rigolle (° 1953, Roeselare) toe aan zijn zesde bundel. Die is onderverdeeld in de cycli Een stem in de tijd, Fragmenten van het huis, Het omber en het oker, Een jaagpad in de regen, Het heimwee van de bladen naar het boek en De acht letters van het woord afscheid. Die tellen respectievelijk tien, zes, acht, nog eens acht, zes en drie verzen.
Het omber en het oker, Paul Rigolle, Uitgeverij P, Leuven, 2025, ISBN 978-94-64757-70-5
(Bert Bevers)
De ontdekking van de nacht
Na de bundels Het licht achter de deur (2019), De man die (altijd) terug kwam (2019) en Tifosi (2021) is De ontdekking van de nacht de vierde bundel van Guy van Hoof die verschijnt bij De Vries-Brouwers.
Mooi avondlicht geeft inzicht in wat/ zich afspeelt in de coulissen van onze/ dwaze vergeetachtigheid.
(Roger Nupie)
Jullie weten niet wat liefde is
Het grote publiek kent Raymond Carver vooral als verhalenschrijver en veel minder als dichter. Tussen de beide genres heeft de schrijver altijd een bewuste keuze gemaakt. Zijn leef- en werkomstandigheden dwongen Carver om te kiezen voor de korte vorm van het gedicht of het verhaal. In de loop van zijn leven is Carver altijd redenen blijven vinden om een tijd lang te stoppen met het schrijven van korte verhalen en zich volledig toe te leggen op het schrijven van poëzie. Het meest kenmerkende van Carvers literaire productie is dat wat zijn gedichten en verhalen gemeenschappelijk hebben: zijn oor voor gewone spreektaal en dialoog, zijn oog voor gewone mensen en gebeurtenissen uit het dagelijkse leven. De verhalen lijken op uitgewerkte gedichten, de gedichten op distillaten van de verhalen. Zijn talenten als verhalenschrijver schijnen door in zijn verhalende poëzie. Soms werkt een gedicht van Carver als een kort verhaal, met al zijn elementen van karakter, gebeuren en verhaallijn, maar gecomprimeerd in de bondigheid van poëzie. Soms werken zijn korte verhalen als een gedicht, met alle kwaliteiten van bondigheid, scherpstelling, rust en ironie.
De bundel staat vol beklijvende gedichten. Carver verwoordt uiterst precies en Iven volgt hem in een Nederlands waarin het oorspronkelijke Engels doorzindert.
Het tweede vers uit interview:
…
I went to draw a glass of water.
Stood at the window for a time.
When I came back
we passed easily to the next thing.
Went on with my life. But
that memory entering like a spike.
…
Ik ging me een glas water inschenken.
Stond een tijdje bij het raam.
Toen ik terugkwam
gingen we gemakkelijk over op het volgende.
Gingen verder met mijn leven. Maar
de herinnering drong binnen als een spijker.
(Frans August Brocatus)
Het geduld van water
Johan Clarysse is beeldend kunstenaar en dichter. In 2023 verscheen de monografie This obscure object bij uitgeverij MER/Borgerhoff & Lamberigts, met een keuze uit zijn beeldend werk en bijdragen van kunstfilosoof-dichter Antoon Van den Braembussche, kunsthistoricus-curator Frederik Van Laere en een interview door Wim Vandeleene. De publicatie werd gekoppeld aan een solotentoonstelling in Galerie Pinsart in Brugge, met poëzie - geïnspireerd op het werk van Clarysse - van de dichters Frederik Lucien De Laere, Philip Hoorne, Paul Rigolle, Wim Vandeleene, Antoon Van den Braembussche, Steven Vanderheyden, Ludwien Veranneman en Tania Verhelst.
Het geduld van water is zijn debuutbundel.
Het geduld van water, Johan Clarysse, Uitgeverij P, Leuven, 2024, ISBN 978-94-64757-56-9
(Roger Nupie)
Het proefkonijnencarnaval
Het proefkonijnencarnaval, de debuutbundel van Joke Prinsen begint met een aanspreking tot de lezer: vriend, gij die mij ziet schrijven uit een dinsdagnacht: / ik hef mijn pen, het woord wacht in het zwart / inkten hart van dit papier – halt! Halt! ziet hier! / de stad: zij marcheert, zij marcheert!. Verder lezen is een onderdompeling in een oceaan van taal, in de afgrond van De feesten van angst en pijn. Want dat is het Van Ostaijaanse leitmotiv van de bundel, dat het ook een soort vierdelige structuur geeft: 1. het feest van angst en pijn begint, 2. reprise van het feest van angst en pijn, 3. Het feest van angst en pijn trekt als een stoet voorbij, 4. De stoet van het feest van angst en pijn stokt, wat ook het laatste gedicht is en de cirkel sluit, sprekend tot de stad: ons lijf zijgt door al haar lagen / ons lichaam rijgt zich op haar oevers weer aaneen /…/ dans dans dans / op het feest van angst en pijn, van dood / geef u over aan het lood van de stadsgrotmond.
Dit is een debuut dat absoluut moet gelezen worden in deze verwarrende tijden.
Een uitgebreidere versie van deze bespreking is te lezen bij De Schaal van Digther:
https://digther.blogspot.com/2025/04/recensie-van-het-proefkonijnencarnaval.html
Het proefkonijnencarnaval, Joke Prinsen, Uitgeverij P, Leuven, 2024, ISBN 978-94-64757-59-0
(Richard Foqué)
Vrede in het uur van de nederlaag
Charles Ducal (pseudoniem van Frans Dumortier) werd in Leuven geboren in 1952 en was leraar Nederlands. Hij debuteerde in 1987 met de bundel Het huwelijk. Een groot aantal bundels volgden. In zijn poëzie worden vaak conflicten opgeroepen, zowel binnen de persoonlijke sfeer als binnen de maatschappij. Zijn gedichten bevatten verrassende wendingen maar zijn toegankelijk voor een relatief groot publiek. Hierdoor werd hij in 2014 terecht de eerste Dichter des Vaderlands.
Tijd voor vrede, Charles Ducal, Uitgeverij Atlas/Contact, Amsterdam/Antwerpen, 2025, ISBN 978 90 1 254 7657
(Francis Cromphout)
Een duistere ster van de belle époque
In de reeks Vertalersweelde van Stichting Spleen worden ‘grote poëten van weleer’ belicht. In het lustrumjaar van deze reeks staat een ‘duistere ster van de belle époque’ centraal: Gabriele d’Annunzio (1863-1938). Mereie de Jong belicht leven en werk en vertaalde gedichten, proza en brieffragmenten van deze Italiaanse schrijver, dichter, redenaar, journalist, politicus en gevechtspiloot. Hij stond evengoed bekend als een verwaande en excentrieke dandy die zichzelf beschouwde als de belangrijkste Italiaanse dichter sinds Dante Alighieri. Niet min waren ook de beroemdheden waar hij zich graag mee vergeleek: van Julius Caesar tot Lord Byron.
Dit is een waardig en boeiend eerbetoon aan een bijzonder auteur.
D’Annunzio, duistere ster van de belle époque, vertaling, inleiding en nawoord: Mereie de Jong, met reflecties van tweeënveertig hedendaagse dichters, Stichting Spleen, Amsterdam, 2025, ISBN 978-90-833918-3-0
(Roger Nupie)
Die goeie ouwe taal
‘Elf en twaalf zijn de gekste telwoorden tussen tien en twintig. Toegegeven, dertien en veertien lopen ook een beetje uit de pas, want je zou drietien en viertien verwachten, maar elf en twaalf komen niet eens in de buurt van eentien en tweetien. In e- en tw- kun je met veel fantasie een en twee ontdekken, maar waar komt -lf dan vandaan?’
Die goeie ouwe taal, Yoïn van Spijk, Uitgeverij Ambo|Anthos, Amsterdam, 2025, ISBN 9 789026 369971
(Bert Bevers)
Vreemde gezichten
Het valt me op hoe dikwijls dichters, terwijl dat in se toch uit hoofde van hun bezigheid per definitie einzelgänger zijn, zich verenigen in allerhande al dan niet losse verbanden. Je kunt daarbij al terugdenken aan de Rederijkers en de Tachtigers. Maar ook aan de Vijftigers en Zestigers. Vaak zijn dat literair-historische benamingen. Je hebt ook groepen die zich bewust vormden als de Pink Poets, de Maximalen, De Nieuwe Wilden en de Dichters uit Epibreren. In jonger jaren zijn er bijvoorbeeld Het Venijnig Gebroed, De Sprekende Ezels en meer recent Dichterscollectief Obsidiaan. Hieraan kan voortaan ook Donsai worden toegevoegd.
Huis van vreemde gezichten – 14 dichters over dementie en verlies, Donsai, Deinze, 2024
(Bert Bevers)
De metriek van eb en overvloed
Na een tiental dichtbundels, werd van dichter, beeldhouwer, essayist Renaat Ramon dit jaar Visum uitgegeven. Visum is een document dat toelaat om in het buitenland te reizen, maar is ook een vorm van ‘kijken’. In de bundel is dat een dialoog tussen gedichten en beeldmateriaal. Dit laatste bestaat uit foto’s die door zijn partner Lieve Terrie tijdens hun reizen werden gemaakt, van schilderijen, beelden, ready-mades, naast zijn eigen ‘iconische’ werken, zoals Ramon zijn visueel poëtisch werk noemt. Op de kaft prijkt zo’n iconisch werk, Marine die de zee afbeeldt als ‘een eindeloos vloeien van jamben en trocheeën’ die ‘de metriek van eb en overvloed’ oproepen.
Visum, Renaat Ramon, Poëziecentrum, Gent, 2024, ISBN 978-90-141-4
(Francis Cromphout)
Alsnog!
J. Heymans publiceerde monografieën over onder anderen beeldend kunstenaar, schrijver en acteur Armando; verhalenverteller en film-, theater- en tv-figuur Cherry Duyns; auteur J.J. Voskuil en Simeon ten Holt, de componist bekend van pianocomposities waarbij bij de uitvoeringen, vanwege de lengte van de composities, zowel pianisten als publiek elkaar aflosten.
In de laatste en al even sterke cyclus, Antilliaanse bronnen, belicht hij zijn jeugd op Curaçao én boegbeelden uit de Antilliaanse literatuur, onder wie de auteurs Frank Martinus Arion, Tip Marugg (hoe hij, vrijwel blind en lam, nog zwaaide naar mij) en Boeli van Leeuwen: Wij staan hier naakt op deze rots, een versregel/ nooit in het Papiaments te boek gesteld, voor ons// maakt dat niets uit, we spreken in tongen, zonder grammatica.
Alsnog, J. Heymans, Uitgeverij IJzer, Utrecht, 2024, ISBN 978 90 8684 294 0
(Roger Nupie)
Geschonden binnenwegen
Gerlinde Weze debuteerde eerder laat. Maar in hun zoektocht naar het juiste woord, debuteren dichters telkens opnieuw. Haar eerste bundel Kind van één zomer verscheen in 2020 en was een in memoriam aan haar overleden dochtertje. Een motief dat we in haar nieuwste publicatie zijKant sporadisch terugvinden. Onder meer in de gedichten Dochterloos en Seizoenen missen je niet langer: mijn van deze wereld vergeten kind/op ontdekkingsreis in mijn hoofd./Ik heb jou al zolang niet meer.
zijKant, Gerlinde Weze, Uitgeverij Het Punt, Dendermonde, 2024, ISBN 978946070745
(Alain Delmotte)
Even zweven
Pim te Bokkel groeide op in het Achterhoekse Aalten op landgoed Hackfort, hij verhuisde naar Noord-Holland waar hij met vrouw en kinderen in Schoorl woont.
De verzameling is opgedeeld in vijf delen, telkens voorafgegaan door een inleidend prozagedicht. Respectievelijk in I een korte inleiding met daarna één gedicht Een lam springt waarin ook de typografie wordt ingezet
kijk ze hoger
hoger
gaan
daar zweeft
het
LAM
boven
de grondmist uit
heel even dan
mag het bestaan
als
de wens van een wolk
om in de lucht op te gaan
Op een kleine planeet groeide het idee
dat je in deze wereld
helemaal
je hele zelf kan zijn
astronaut
in het diepst van je gedachten
Altijd verstuift hier de tijd
met het wuifgras
kruist mettertijd het duin het fietspad
Wat mist is wat de polder is
de mist, het gemis
&
Soms kijkt een mus aan gene zijde van het glas
naar binnen, als een oude kameraad
dan is het weer alsof we niet bestaan
Wat beweegt deze wezens, de kauwen
de spreeuwen, de mezen
in de wereld die ons dorp is?
&
Een leven is meer dan dit even
het zweven
heeft meer om het lijf
dan dit lichaam
dan wij van inhoud ontdaan teruggeven
Prachtige schitterende poëzie, het wachten waard en om te koesteren.
(Hans Mellendijk)
Niet verdwalen, maar toch
Henk Ester (1952) publiceerde in 2013 zijn eerste bundel en noemde die Bijgeluiden, een bundel die bestaat uit 19 cycli die alle bijgeluiden heten. De meeste cycli dragen ook een eigen naam, bestaande uit een werkwoord: bouwen, verplaatsen, beginnen, vertragen, spelen, lichten, verwijlen, voorlezen, dichten, wegkijken, lopen, roepen. Met wat fantasie zie je de dichter aan het werk en dit is wat hij doet!
2 – Naakt
Door aandachtig kijken heeft hij zich naakt in groen gelezen
Door opmerkzaamheid heeft hij in de grond een grens gehoord
Hij heeft zijn tuin verlaten, de planten uit elkaar gespeeld
schimmels nagewezen Zijn portret heeft hij onverschillig
zwart gemaakt op dood hout gesluierd heeft hij zijn naakt aan
galactisch wit geweten en van tijd zijn dans in steen vertaald
5 – Het
Het ontbreekt niets – als het al iets is
Het is maken en aanschouwen ineen
Het is een kamer die door en door verlaten duurt
Het is actueel, wijdverbreid, verre van eenzaam
Het is het, niet zomaar wat
Het is beginnen nooit voorbij
Het danst de straten van onmiddellijkheid
(Bijgeluiden LXXVII – Zweven)
3 – De tafel van Milosz
Poëzie verbijstert door te zien
dat binnen van buiten wordt gemaakt
dat er geen overgang is
dat het verschil tussen beide werkt
dat een buitenstaander niet staat en zeker niet buiten
maar wacht: oneindig binnen
dat oneindig binnen is, overal tegelijk
dat oneindig denkt in plaatsen, talen en getallen
in tafels, messen en blauw porselein
dat oneindig verlaten ligt: alles is mogelijk
surreëel, onmiddellijk
Poëzie verbijstert door te zien
dat zij een tafel is die schrijft
(Bijgeluiden LXVIII – Duren)
Kameren van vuur, Henk Ester, De Arbeiderspers, Amsterdam, 2024, ISBN 9789029550680
(Wim van Til)
De bokkensprongen van Weverbergh
BOK en andere gedachtesprongen is een selectie van Leo de Haes uit het werk van Julien Weverbergh, met fragmenten uit Bokboek (1965), Puin (1970), Hard tegen hart (1992) en zijn memoires Weverbergh '30-'70 (2005).
Weverbergh was vanaf 1966 medewerker bij uitgeverij Manteau; in 1971 werd hij er directeur, tot hij in 1986 zijn eigen uitgeverij begon, Houtekiet. Leo de Haes volgde hem op in 1991. Het uitgeven kon hij niet laten: als bijna tachtiger maakte hij een korte comeback met Wever & Bergh (2007).
(Roger Nupie)
De witte bundel
Waarom Sergeant Pepper’s Lonely Hearts Club Band van The Beatles zo’n klassieker is geworden heb ik nooit helemaal begrepen. Niet vanwege het zogenaamde principe van concept-lp. Want ‘het concept’ bestaat uit het beginnen en eindigen met het titelnummer, da’s feitelijk alles (Arthur van The Kinks is pas een écht conceptalbum). De échte klassieker van The Beatles, die iedereen in de popmuziek van toen en later de weg wees, is natuurlijk Revolver. Maar hun productie waarvan ik het meest houd, omdat ik me daar in mijn tienerjaren door liet doordrenken en die ik van a tot z ken is het dubbele witte album, uit 1968. Waarom deze ‘muzikale’ inleiding? Omdat ik ontdekt heb dat er nog een dichter is die The White Album als een monument koestert. Johan Meesters werkt aan een conceptbundel maar schreef tussen door zo veel ‘losse’ gedichten dat hij die ook wilde verzamelen. Dat gebeurde in Bescheidenheid is een doodzonde, waarmee hij een hommage brengt aan het witte Beatles-album dat ook een staal is van wat de vier in 1967 en 1968 zoal bedachten en aan de magnetische band toevertrouwden. Meesters gaf Bescheidenheid is een doodzonde zelfs vórm naar analogie van de dubbel-lp: volledig wit, met de naam van de maker rechtsonder in het voorfront geponst.
Bescheidenheid is een doodzonde, Johan Meesters, Uitgeverij Leeuwenhof, Oostburg, 2024, ISBN 9 78 94 93 155 220
(Bert Bevers)
Op de bres voor diepgang
Qua vorm oogt deze ‘bundel’ als een gedicht in 53 delen, de inhoud getuigt van vakmanschap (er worden veel stijlfiguren gebruikt die menig dichter jaloers kunnen maken) en naar de titel te oordelen is het geheel opgedragen aan Calliope, de muze van onder meer de retoriek. Maar het is geen gedicht al presenteert het zich wel als zodanig. De ondertitel biedt uitkomst: een tirade!
En dan nu Calliope mijn betoog
[...]
Uw recensent
Acht het tevens van zeker belang zijn eruditie te tonen
Door de
Meent hij
Argeloze lezer
Op semiwetenschappelijk
En aldus warrige wijze
In een
Zeker voor een recensie
Uitputtende evocatie uiteen te zetten
Hoe dat nu ongeveer
Zit met die x en die y
Een enkele blik op Wikipedia
Naar mijn mening Calliope
Zou meer dan volstaan
En dan
Waarom Calliope
Eerst de zwaarwegende frase
Met symboliek beladen parlando dat zelden zingt en nimmer danst
Om vervolgens
Wanneer je als lezer verwacht dat uw recensent ons
Een en ander eens haarfijn uit de doeken zal gaan doen
Uw recensent doodleuk verder gaat
Met een vertoog dat over iets geheel anders gaat
(bladzijden 23/24)
En dan Calliope
Jawel het is wonderlijk
Zijn wij inderdaad weer bij die poel
Naar mijn mening
Zwaar riekend
Stilstaand water aangekomen
Om te eindigen
Met waar deze brief zijn aanleiding in te vinden wist
Te weten
Samenvattend
De kwaliteit die uw recensent te leveren wist
De
Naar mijn mening
Zo nare toon die hij aansloeg
Alsook de mijns inziens
Schrikbarende naïviteit
U mag eveneens lezen
Arrogantie
Van uw recensent die
In zijn bescheiden zelfgenoegdzaamheid
Hoogstwaarschijnlijk gedacht heeft
Dat er toch niemand op dergelijk briljant broddelwerk
Reageren kon
Vanwege dat gesloten circuit natuurlijk
(bladzijden 55/56)
Apologie voor Calliope, Th. Brumming, Uitgeefhuis De Manke God, Julianadorp, s.a.
(Wim van Til)