poging een luchtig gedicht te schrijven


Enig speurwerk bij de uitgever leert dat de Nederlandse auteur Wouter Godijn reeds 7 romans en 9 dichtbundels heeft gepubliceerd en dat zijn werk meermaals werd gelauwerd. De verwachtingen zijn dan ook hooggespannen bij deze nieuwe bundel, die volgens de omslagtekst een zoektocht is door de dichter naar de mogelijkheid om in deze tijden van klimaatverandering, oorlog en corona nog een luchtig gedicht te schrijven.

De vraag stelt zich natuurlijk wat precies een luchtig gedicht zou kunnen zijn. De dichter zelf schijnt zich daar absoluut niet om te bekommeren en gaat maar meteen aan de slag met het toepasselijk openingsgedicht Zo beginnen. Meteen worden we geconfronteerd met een samenraapsel van woorden, onaffe zinnen, doorhalingen, nauwelijks leesbare handgeschreven inlassingen. Je denkt OK, dit is inderdaad wellicht hoe een dichter begint. Mooi dat Godijn ons in zijn schrijverslabo laat binnenkijken. Maar het gaat maar door, 96 bladzijden lang, gespreid over drie cycli: Dagmerries, Niemand weet en Poging om een luchtig gedicht te schrijven.

De lezing wordt snel vervelend dan vermoeiend, vervolgens totaal oninteressant. Is dit geschreven in een dronken bui, onder de invloed van één of andere paddo of is het gewoon ‘dichtwerk’ van iemand die gewild provocerend, chaotisch en de leukste van de hoop poogt te zijn? knal voor se kanus christus nog aan toe / hij-fadurtje Tijd-leg sich nou nog af te fraguh / waar se tanduh en kiesuh ook maar weer naar toe sijn gehuppeldehupst (pagina 64). Het is maar één lukraak gekozen fragment, dat hogergenoemde illustreert: onleesbare, blijkbaar door dialect geïnspireerde zinnen zonder context, inhoud of verband.

Soms wordt het echt platvloers op het randje van het vulgaire: de neukscène aan het begin van de bundel (bladzijden 15-16), de ‘poep en pis’-verzen: ...waarna ik op zoek ging naar mijn vest-dat blauwe-/dat ik in verband met beschijtingsgevaar had afgestroopt (pagina 50). of ik heb het gevoel alsof ik moet poepen (pagina 56). Welke lezer zit hierop te wachten? Voeg daar dan nog de geforceerde, vervelende en bijwijlen naïeve alliteraties bij, zoals bijvoorbeeld (pagina13) krergens in de krakrakamers van zijn kret / onderbreekt kreze krezigheden... de bladverspringingen, de plots wijzigende typografie, de lay-out, die van ver aan Van Ostaijen doet denken, het lukraak gebruik van al dan niet hoofdletters, de doorstreping van woorden. Het wordt bijna tragikomisch ware het niet dat dit door de dichter blijkbaar ernstig bedoeld is in zijn poging om een luchtig gedicht te schrijven.

Naar het einde toe valt als het ware het masker, wanneer de dichter gaat schrijven over zichzelf, Walter Godijn, in de derde persoon notabene. Het wordt warrig therapeutisch geschrijf, waarin hij zichzelf in het middelpunt plaatst: er werd over Wouter Godijn gedropen, hij droop mee / alsof druipen een besmettelijke ziekte was, alsof // zeer binnenkort druipen het enige zou zijn (pagina 80). Wat er werkelijk uitdruipt is dichtwerk van een gefrustreerde, opgefokte en pretentieuze man, een egotripper kortom. Of zoals Mario Molegraaf in zijn recensie in mdln (Maatschappij der Nederlandse Letterkunde) schreef ‘een dichter die zichzelf belangrijker acht dan het gedicht’.

Dit is een bundel zonder enig poëtisch gehalte, die geen sprankel luchtigheid bevat en leeg is aan betekenis. Zonde van het papier en de aan deze bundel gespendeerde projectsubsidie.


poging een luchtig gedicht te schrijven, Wouter Godijn, Atlas Contact, Amsterdam, 2022, ISBN 978 90 254 7376 9

(Richard Foqué)