Neus tegen het glas


Edwin de Groot is een Friese dichter, die hoofdzakelijk in het Fries schrijft. Met Neus tegen het glas levert hij een tweede bundel af in het Nederlands. Zijn debuutbundel Zelfs een Tibetaan belandt uiteindelijk in zee verscheen in 2018 en werd parallel uitgegeven in het Fries. De Groot hanteert de twee talen met grote kunde zonder een directe voorkeur te laten doorschemeren. Hij laat ze ieder in hun eigenheid en laat aan de lezer het oordeel over. De Groot treedt zo in de voetsporen van die andere grote Friese dichter, de helaas te vroeg gestorven blinde Tsjêbbe Hettinga.
Neus tegen het glas is na het openingsgedicht Aanraken opgedeeld in 7 cycli met een totaal van 65 gedichten. Het waarom van die indeling en de titels van de respectieve cycli is niet altijd duidelijk. Maar het geeft de lezer wel houvast bij de lezing.
De thematiek van de gedichten is des te meer indringend en bijzonder actueel. De Groot put uit het dagelijkse leven en plaatst het in diverse contexten: de natuur, het platteland en de stad, het ongrijpbare van het leven in al zijn vormen. Hij doet dat schijnbaar ongedwongen, schakelt moeiteloos van het ene in het andere. Steeds is daarbij een vleugje ironie en relativering aanwezig soms zelfs neigend naar een licht sarcasme, waarbij hij het politieke en culturele aspect niet schuwt. als de spreeuwen, vinken en kepen hier in vluchten vertrekken / begint de oktoberochtend te ronken en te snorren // gaan in het oosten de Japanners naar bed, 13 uur gewerkt plus / nog het dwingend voorgeschreven sakezuipen met de baas // als zij onrustig slapen; gaan bij ons de zwaluwen kloek op pad / zoeken buizerd werktuigelijk de lichtheid van thermiek (pagina 44), of op bladzijde 17 het gedicht de oeigoer en de rode planeet: elk tijdperk heeft wel een volk waar het van af wil / de wijze waarop en hoe deze dan te benoemen / moet wel even goed uitgedokterd worden, woorden // dienen met uiterste zorg gekozen / zodat ze niet hol klinken en God verhoede / aanleiding geven tot misverstand twist en gedoe.

De Groot hanteert een taal zonder franje: geen moeilijke woorden maar toch niet wars van neologismen. Door de wijze waarbij hij die woorden rangschikt en in superpositie plaatst ontstaat een bijzonder indringende zegging: grammaticaal ontregelend samen met een meer dan bijzondere beeldrijkheid dringt deze poëzie direct naar het hart van de lezer. Het regelmatig veranderende ritme van een staccato naar een dan weer meanderend vers binnen hetzelfde gedicht vergroot nog dit effect. Het brengt spanning en dan weer ontspanning.

op paardenbloemen schiet melk geen wortel / de boer schrobt het groene vel / met harde borstels / en dode zeep // de jager kloek en ijverig knijpt de ogen toe / stekelsteker met schietkruid luid // het veld weer schoon en vlees / zal er groeien // de boer gaat dood, de jager net zo / en het koninkrijk verandert en het koninkrijk verandert niet. (pagina 30)

Met deze bundel etaleert de Groot zijn groot dichterschap ook in het Nederlands. Vorm en inhoud zijn moeiteloos in evenwicht gehouden. De Nederlandse recensent Ton van ’t Hof noemde het ‘ijzig mooie verzen’ en dat is een erg rake omschrijving.


Neus tegen het glas, Edwin de Groot, In de Knipscheer, Haarlem, 2022, ISBN 978-94-9321473-6

(Richard Foqué)