Hoe alles blijft in de verdwijning


Zo’n vijfenvijftig jaar geleden begon de poëtische carrière van Koen Stassijns met de publicatie (in eigen beheer) van Het Achterland, in 1972 gevolgd door Stilte (eveneens in eigen beheer). Vanaf 1984 verschijnt zijn werk bij gevestigde uitgeverijen zoals Lannoo en Atlas. Rond de eeuwwisseling stokt de publicatie‘stroom’, er treedt een stilte op van bijna twintig jaar. In 2019 verschijnt Hemelingen (uitgeverij Atlas) waarin Koen Stassijns zich nog meer dan in zijn vroegere werk, blootgeeft.
Aanleidingen in zijn persoonlijke leven vormen het uitgangspunt in deze bundel: vervreemding van zijn omgeving, zowel in personen als in stenen (de dichter moet zijn huis verlaten) vormen de kern van de bundel. Met Hemelingen start Stassijns als het ware een nieuw leven.

Dat nieuwe leven krijgt nu een vervolg met de publicatie van Het huis waar alles verdwijnt dat begint met een afdeling Nieuwe Hemelingen. Daarmee maakt de dichter duidelijk dat deze bundel aan de vorige gekoppeld is. De afdeling eindigt met het gedicht Mijn hemelingen waarin de dichter opsomt wat hij verloren heeft in de loop van tijd. Het gedicht eindigt veelzeggend met twee strofen die ik in hun geheel citeer:

Nooit heb ik afscheid van ze genomen soms
hoor ik ze somber zingen op hun hemeltocht,
soms klagen ze dat het niet te dragen is,
het kruis dat ik op hun schouders heb gelegd.
Nooit zie ik ze terug, de dood kromt zijn rug.

Hij gromt de hartstocht weg uit mijn herinnering.
Wat heb ik te verliezen? Een lichaam, een vriend,
een vrouw die me bedroog, een God die me blind
misbruikte toen ik een onooglijke jongen was?
Of een leven dat zijn zin in het vergeten vindt.
(blz. 29)

In die laatste zin maakt de dichter zijn leven tot een boek, een bundel waarin alles (en dat is zijn persoonlijke geschiedenis) verdwijnt. Poëzie is zijn enige houvast.
Het is dan ook typerend dat de tweede cyclus, de titelcyclus, begint met de zin

Ik woon in een huis waarin vele dingen
verdwijnen
(blz. 33)

Maar wat verdwijnt levert geen bevrijding op. Er blijven herinneringen verschijnen die hun plaats opeisen, zelfs als de dichter een nieuw huis tekent:

Ik tekende een huis. Dat lukte nog net,
een simpele deur, een vierkant raam
met een kruis erin – o de metaforen
die me zijn ingebrand en waarvan ik
nooit herstel, die dwaalpaden naar de hel.
(blz. 38)

Het zijn geen lieflijke beelden die de dichter oproept in zijn gedichten, er heerst duisternis door donkere wolken, er zijn verlaten ruimtes die in dromen opduiken, er zijn geliefden voor wie hij een nieuw huis wil bouwen, maar steeds achtervolgt hem zijn verleden, herinneringen aan zijn moeder die zijn ziel vergiftigde, aan zijn jongenskamer die de ergste kamer wordt genoemd. Maar de taal waarin dit beschreven wordt, is van een ongekende schoonheid. Koen Stassijns beheerst zijn vak, hij doopt zijn pen in heldere metaforen, in binnenrijm en in betekenisvolle woorden.
Dat maakt deze bundel tot een hoogtepunt in zijn oeuvre en een van de betere van dit publicatiejaar. Prachtwerk!

Het huis waar alles verdwijnt, Koen Stassijns, Uitgeverij Atlas Contact, Amsterdam, 2022, ISBN 9789025463328

(Wim van Til)