Oase


Het menselijk ras kent een oneindige variatie aan verschillen, aan afwijkingen, aan eigen aardigheden. Zo is dat ook bij schrijvers. Je hebt onder meer bananenvliegjes, eendagsvlinders en galapagosschildpadden waarvan niemand de leeftijd nog kent. Je hebt hoogvliegers en laagvliegers, maar allen zijn even waardevol omdat ze elk een reden van bestaan hebben. Sommigen schrijven het volgens hen broodnodige, weer anderen arbeiden dag en nacht en enkelen laten tenslotte een imposant oeuvre achter. Bij wijlen Jos Daelman (1937-2021) kan niemand ontkennen dat deze dichter een weg af heeft gelegd die alle respect verdient. Hij heeft vele pennen versleten. Onsterfelijkheid bereikt een literair mens alleen door toeval, door geluk of door zijn toewijding aan de kunst, door de kracht anderen met zijn woorden te inspireren en daardoor een schoonheid achterlaat dat ons als lezer alleen maar kan belonen. Maar eens loopt de laatste korrel uit de zandloper van elke auteur…

Bij Daelman is die laatste zandkorrel Oase geworden. De bundel is een selectie gedichten uit de periode 2015-2020. Via een gecontroleerde taal en het spaarzaam gebruikt van woorden, deelt de dichter zijn visie op wat komen zal. Hij wordt de visionair. Hij zit in het keurslijf van aftakeling dat dwingt. Het is vooral de menselijke achteruitgang die in dit werk alle aandacht krijgt. En dat parcours vol emotionele obstakels overwint Daelman dankzij zijn afgewogen taal en de strikte controle. Teveel aan emoties is, zoals suiker, te mijden. Hij wordt op zijn eigenste manier de analyticus van de vertraging; de observator van de verre stilstand. Hij weet wat achter de horizon ligt en aanvaardt.

Afwezig

Nu hij het rouwproces
om een vergeefse liefde
achter zich weet,
is de dood dichterbij
dan het einde hem beloofde.

Het uurwerk telt zichzelf terug
naar de tijd van het begin.
Er is geen droom meer
om in te ontwaken,
hij voelt de koude
van het doodslaken niet.

Hij is voorgoed afwezig.

Nuancering en een humoristisch ondertoon zorgen ervoor dat Oase bij momenten luchtig blijft. Lachen met miserie als een antidotum.

(…)Er is een mannetje in komen te wonen/Hij is wie ik ben./Morst met mijn soep./Steekt een boterham in mijn neus. (…)

De dichter aanvaardt de hulpeloosheid die zich opdringt, maar hij blijft kalm en sereen. Bij hem geen nijd of protest. Geen gekwijl of zelfbeklag. Integendeel hij gaat de groeiende onvolmaaktheden omarmen. Als mens leeft hij naast zijn verzen. De dichter wordt zijn eigen buurman. De woorden hebben plannen met de dichter en dat lot bepaalt het langzaam afsluiten van zijn wereld. Elke dageraad is weer dat ietsje anders. Jos Daelman bereidde de ultieme verhuis voor naar zijn nieuwe oase…

(…) Dit is het laatste rustbed/voor roerloos stijfte bezit neemt./Lijkbleek ziet hij vingers/op het laken danspasjes/ naar de overkant wagen. (…)

De bundel is versierd, met een sierlijk omslagontwerp van Jos Daelman zelf en onderverdeeld in: Oase, Bij een schilderij van Francis Bacon, Mr. Parkinson, I presume en Nazomerse gedichten. Ik mag vermoeden dat in de schuif van deze auteur nog ongepubliceerde gedichten liggen. Die poëzie verdient om postuum te worden uitgegeven. Daarvoor is enkel wat durf en diep menselijk respect van een uitgever nodig. Bedankt, Jos!


Oase, Jos Daelman, Uitgeverij C. de Vries-Brouwers, Antwerpen-Rotterdam, 2020, ISBN 978 90 5927 050 3

(Frank Decerf)