Het
openingsgedicht is nochtans veelbelovend: Er is beslist dat ik vanuit de
stilte / vanuit het eeuwigdurende niets / vanaf nu zal beginnen met bestaan.
Maar gaandeweg verzandt de dichter in zijn zelfgesponnen kwantum-web. Hij
vervalt in herhaling en de inhoudelijke trivialiteit wordt groter en groter tot
het vervelend wordt. De clichés stapelen zich op: een wereld...die vaak koud
is en hard (pagina 14), geurig wuivend gras (pagina 39), De
beboste hellingen (pagina 32), Grazige weiden, rivieren en bossen met
machtige bomen (pagina 51) en ga zo maar door met een dooddoener als Wie
nog wil komt hopeloos te laat. (pagina 55).
De
poëtische zegging verwatert en wordt een soort proza gedrukt in versvorm. Het
worden, weliswaar elegant verwoord, kleine anekdotische verhaaltjes, die
meestal niet uitstijgen boven het niveau van een laatstejaars humaniora
student. Het wordt zondermeer gênant in het gedicht XI van de cyclus Een
litanie en een psalm. Het is een tekst die lijkt geplukt uit een populair
artikel over de samenstelling van bloed: ...rode bloedcellen waarvan elke
cel / tweehonderdzeventig miljoen
moleculen / hemoglobine bevat die elk op hun beurt // zijn opgebouwd uit
tienduizend atomen. Het gedicht Het gedrag van kwantumparen lijkt
dan weer te komen uit een simplistisch artikeltje over kwantummechanica: Op
het exact hetzelfde ogenblik / waarop men de draairichting / van een
kwantumdeeltje meet // blijkt de draairichting van het / daarmee verstrengelde
deeltje / zich om te keren, ongeacht // hun afstand tot elkaar. Wat
bezielt een toch verdienstelijk dichter als Tritsmans om dit te publiceren als
een gedicht, onbegrijpelijk.
Nog ergerlijker zijn de verklarende noten op het einde van de bundel. Hier poogt Tritsmans de context van zijn gedichten te duiden. Het komt erop neer dat hij wil etaleren hoe diepdoordacht zijn gedichten zijn, hoe hij zich bij het schrijven laat inspireren door de muziek van Bach en Brahms, hoe belezen hij is en hoe hij zich heeft verdiept in de deeltjesfysica. Helaas drijft ook hier de oppervlakkigheid boven en toont zich een soort intellectualistische eigenwaan, gelardeerd met een cultureel narcistisch trekje.
Van de 52 gedichten in de bundel zijn er slechts 10 nieuwe. De 42 anderen werden reeds hier en daar in tijdschriften gepubliceerd. Ook daar is niets mis mee maar de vraag stelt zich of de dichter daarvoor een werkbeurs van Literatuur Vlaanderen nodig had.
Om
het gedachtenexperiment van Schrödingers kat te parafraseren: Ik heb de bundel
geopend en de verzen dood gevonden. Zonde van het papier, de inkt en het
belastinggeld.
Alles is hier nog, Marc Tritsmans, Nieuw Amsterdam, 2020 , ISBN 978 90 468 2771 0
(Richard Foqué)