Marcel Cel Vermeulen neemt een bijzondere plaats in binnen het huidige literaire landschap. Naast dichter is hij ook een bijzonder getalenteerd gitarist en musicus, die bij meerdere bands en orkesten speelde. Muziek lijkt voor hem een ‘devoir vivre’, een notie, die in de traditie van Kant leidt tot een vorm van vrijheid en geluk. Cel Vermeulen complementeert dit met een in de muziek gewortelde poëzie. Reeds in zijn bundel Golflengte, die een lovende recensie kreeg van Marc Bruynseraede in De Auteur (september 2022), komt die drang om muziek en taal poëtisch te versmelten naar voor. Zelf zegt hij daarover dat al van in zijn collegejaren in Herentals die fascinatie groeide via de lessen Nederlands en hij zo begon te publiceren in het collegeblad. Hij werd later medewerker en zelfs redactielid van het literaire tijdschrift Deus ex Machina.
In Op een landtong woont de zanger werkt Vermeulen verder aan die symbiose tussen woord en klank. Zijn stijl is niet alleen debet aan een ritmisch muzikale uitvoering maar de muziek zelf is het thema dat aan deze bundel ten grondslag ligt. In vier cycli - Kaleidoscoop, Harpen en Harpijen, Klankbodem en Wuivende Kruinen Snaren Rivier, in het midden onderbroken door een kort intermezzo Toonladder Fantasie, acht miniatuur gedichten van grondtoon tot octaaf – neemt de dichter de lezer mee op een reis door een muzikale geschiedenis vanaf de bronstijd. Het zijn geen belerende gedichten maar impressionistische toetsen hoe Vermeulen zelf die muziekstijlen ervaart en verwerkt. Het openingsgedicht zet meteen de toon, het ontstaan van de ‘oer-muziek’, Hier fluistert de rivier / klinkt het schrapen van botten / de kleidrum, zingende steen / mondboog verhalen.//…// Toen raaf sprak, donder brak / vuur de hemel scheurde. Met het woord ‘mondboog’, een primitief snaarinstrument waarbij de mond van de speler als klankkast fungeert, reikt de dichter reeds een leidraad aan voor wat zal volgen. In muzikale zin is ‘boog’ een begrip met meerdere betekenissen. Enerzijds een notatiesymbool in de geschreven muziek, maar het verwijst ook naar de strijkstok of naar de spanningsboog van een muzikale compositie of improvisatie. Evenzeer refereert het woord boog naar een bouwkundig element met akoestische kwaliteit: Uw stem meng ik op papier / met de uitgelezen woorden / zingende bogen en retoriek / niet door becijfering maar weten.//…// Zo bezingt u in kleuren / alles wat zich voedt met licht. (bladzijde 50).
Vermeulen bedient zich van een staccato ritme dat hij dan weer afwisselt met een zachter legato. Maar in elk gedicht leidt het ritme ook de inhoud. Zo confronteert hij bijvoorbeeld het staccato gedicht Underground (pagina 16) met het vloeiende Vuurvlieg (pagina 17) of Piano encore (bladzijde 48) en Pastorale (pagina 49). Deze juxtapositioneringen geven een bijzondere leeservaring en voeren je bijna bedwelmend door de verschillende muziekstijlen, componisten en uitvoerders, die Vermeulen vanuit zijn persoonlijke ervaringen, kennis en voorkeuren aan je opdient om zo de reis te beëindigen in de laatste cyclus, opgedragen aan zijn helaas veel te vroeg gestorven vriend en musicus, Daniël Climan. De dichter sluit zo de boog tussen het ontstaan van muziek en het zwijgen, de stilte als het ultieme geluid in het laatste gedicht Silentium…loquetur, stilte zal spreken, Taal van wind in bomen / stilte na Bach / stilte onder de gewelven.// Wacht op het laatste signaal / woordeloos bevlogen alleen / sprekend in Uw zwijgen. (bladzijde 67).
Met deze bundel bewijst Cel Vermeulen zijn dubbeltalent als begenadigd dichter en gepassioneerd musicus. Dergelijke dubbeltalenten zijn zeldzaam zoals de landtongen waar de zangers verblijven. Het is jammer dat een dergelijk warm aanbevolen kleinood in eigen beheer dient uitgegeven.
Op een landtong woont de zanger, Cel Vermeulen, eigen beheer, Herentals, 2025
celvermeulen@me.com
(Richard Foqué)
