Voor iedereen maandag


In 1989 benoemt Gerrit Kouwenaar in zijn dankwoord bij de uitreiking van de Prijs der Nederlandse Letteren zijn oorlogsjaren als een ‘leerschool die mij heeft bijgebracht dat woorden lege hulzen zijn als ze niet gevuld worden met je eigen leven en lichaam, je eigen sterfelijkheid.’

Die leerschool staat centraal in het eerste deel van de biografie van Gerrit Kouwenaar die Wiel Kusters schreef onder de titel Morgen is het voor iedereen maandag. In dit deel staat de ontwikkeling centraal die Kouwenaar doormaakt in zijn opvattingen over poëzie en over het dichterschap.

Gerrit Kouwenaar wist al op jonge leeftijd dat hij dichter wilde worden; hij offerde er zijn middelbare schoolperiode voor op, knoopte vriendschappen aan met gelijkgestemden en vormde langzamerhand zijn uitgangspunt voor dat dichterschap: een is twee. Typerend is het gedicht Twee werelden dat Gerrit begin 1941 schrijft. Daaruit:

Want op ’t schoolplein, werd ik nagewezen!
Men keek me lachend na en vond me idioot!
Een ieder dacht origineel te wezen

vervloekt die bourgeoisie, want ik zal heel mijn leven
zo lang als het mag duren, dichter wezen:
want eens moet de scholier toch dood.


Wat Wiel Kusters in deze biografie helder neerzet is de worsteling van Kouwenaar met een leven in dienst van de poëzie. Aan de hand van brieffragmenten, prozateksten en (aanzetten tot) gedichten brengt Kusters die strijd volledig tot leven.

Cruciaal in dit geheel is de arrestatie van Kouwenaar in mei 1943 en het verblijf in de strafgevangenis aan het Wolvenplein in Utrecht. Kouwenaar ontmoet daar ‘Opa Schrijver’, een medegevangene met communistische idealen die hem nederigheid bij brengt en rust om te accepteren dat grootsheid schuilt in kleine dingen.

Ook andere relaties die voor Kouwenaars ontwikkeling belangrijk blijken, worden uitgebreid belicht. Wolfgang Frommel is een Duits dichter die Kouwenaar in de jaren ’30 onderwijst in de filosofie, de cultuurgeschiedenis en de poëzie. Dat blijkt goede voedingsstof te zijn voor de ontluikende ideeën van Gerrit Kouwenaar.

Na zijn vrijlating werkt Kouwenaar nog fanatieker aan zijn ideaal om als dichter te leven. Een en ander resulteert in een (overigens nooit gepubliceerde) bundel, getiteld Jong gewas. Sommige gedichten hieruit vonden wel hun weg naar tijdschriften. Ook waagt hij zich aan een (eveneens niet gepubliceerd) essay: Over vernieuwing en de moderne mens (januari 1944).

De bevrijding en de jaren erna zijn voor Kouwenaars ontwikkeling cruciaal. De ontmoeting met zielsverwanten en vakgenoten zoals Lucebert en Jan Elburg leidt tot de oprichting van een Cel Majakowski en een pleidooi voor de vrije, klasseloze maatschappij in de geest van Majakowski.

Kouwenaar werkt in die jaren als journalist/redacteur bij De Waarheid wat naast die periode in gevangenschap opnieuw een leerschool is voor hem. Al zal het nog jaren duren (tot 1953) voordat zijn echte debuutbundel het licht zal zien.

Wiel Kusters heeft met deze ‘oorlogsbiografie’ een indringend en helder beeld geschetst van de ontwikkeling die Gerrit Kouwenaar doormaakte van scholier tot dichter.


Morgen is het voor iedereen maandag, Wiel Kusters, Uitgeverij Cossee, Amsterdam, 2023, ISBN 9789464520767

(Wim van Til)