De discipline van het impliciete


Als poëzielezer kan je nooit alert genoeg zijn. Zo las ik de titel van de nieuwste bundel van Erick Kila eerst als Syllaben van verdwijnen. Pas later drong het tot mij door dat er ‘verdwijn’ staat, niet ‘verdwijnen’. De laatste syllabe ontbreekt: het leek of de titel zichzelf waar wou maken. Het woord ‘verdwijn’ bestaat enkel in de gebiedende wijs van ‘verdwijnen’. Waarmee een dubbelzinnigheid ontstaat: alsof er sprake is van een hoogdringendheid, iets dat bezworen moet worden. In de bundel zelf vallen de woorden ‘schrik’ en ‘angst’. Voor de dichter bieden woorden als woorden, werkelijkheid en waarheid noch zekerheid noch houvast: ze dwalen in de tijd op zeeën onbestemdheid van vroeger gaat de twijfel je tegemoet. Die twijfel richt zich op het bestaan zelf: niets bestaat echt/even, even is er. Het voorbijgaan laat besef na.

Door de hele bundel is de lezer getuige van dat verdwijningsproces. Wat is er uit Kila’s gedichten verdwenen? Alles wat aanleiding zou kunnen geven tot fiorituren. Geen uitweidingen, geen confessies: gedichten tot hun essentiële kern teruggebracht. Bijzaken ontbreken. Het narratieve wordt vermeden: want verhalen, ze zijn niet waar, het zijn resten na het vergeten. De gedichten maken bochten rond het expliciete en het anekdotische. Het expliciete is weg-geërodeerd want een deel van de werkelijkheid is immers verloren.

Wat blijft er dan in en van de gedichten over? Het taalstaketsel. Sommige gedichten worden gereduceerd tot een handvol woorden, los van enige syntaxis. Zoals in Jazz & de steen van de wereld:


laden, vuren

afzien van hapering in

klanktijd

steeds een leegte vol, 4 tellen

prik in steen van wereld

niet bedacht

tegendroom

stroom

tegen

Opvallend in dit gedicht is het ‘tegenstroomse’ – het verweer. Een karaktertrek die onderhuids in vele gedichten een plaats vindt. Wat nog overblijft is datgene wat poëzie waarschijnlijk in essentie is: de discipline van het impliciete. Al gebruikt de dichter hiervoor andere formuleringen: alleen het ongenoemde is nog/duidelijkhet verhulde verraadt zich/in gevoel van peilloze diepte - het woord (…)/(…)herinnert zich mist/ en licht/ een rimpeling in ragfijn/iets.

Concreet registreert het gedicht wat overblijft van het ooit aanwezige: de mentale residuen van wat ‘tijd’ is geweest, wat er in het geheugen over die tijd nog is terug te vinden: …brokkelige resten/in verbijstering, passages door een vervlaagd moment. De notities van het verleden (verleden is notitie). De ‘denksporen’.

Denken is een sleutelwoord in deze bundel. Geen cartesiaans, berekend denken (cogito ergo sum): de dichter stelt er zich in een antinomie tegenover op. wij hebben nergens op gerekend/zelf zijn wij er niet/wij denken. Denken, het komt van alle kanten. Het is een denken in beweging (gedachten in verschuiving), een organisch denken: de ingewanden denken. Het is evenwel geen helder denken: het zijn vaak duistere gedachten die opwellen. Duisternis en schaduwen die een grens trekken: die van het vergeten, het ongewisse, het vermoedelijke impliciete.

Met deze verdwijn-gedichten schenkt Erick Kila de alerte lezer een magnifieke bundel.

Syllaben van verdwijn, Erick Kila, Bordeauxreeks nr. 56, Uitgeverij Liverse, Dordrecht, 2020, ISBN 978 94 92519 51 1

(Alain Delmotte)