Haar
vader: hoe die Marokko verliet om in niet altijd optimale omstandigheden in de
Limburgse mijnen te gaan werken totdat die gesloten werden. Hoe hij zich via
allerlei, eerder onwaardige jobs uitslooft om zijn uit zeven kinderen bestaande
gezin te onderhouden. Dit in een maatschappij die hem au fond niet echt waardig
acht, noch naar waarde schat. Later wordt hij door de ziekte van Altzheimer belaagd
waaraan hij na een aantal jaren bezwijkt. Met deze tekst brengt Belôrf dus een
hommage aan en bouwt ze een epitaaf voor haar vader op. Maar in dit boekje
wordt ook de moeder geportretteerd. We leren een kranige, moedige,
bewonderenswaardige vrouw kennen. Met gevoel voor humor.
Het
lijdt geen twijfel dat we hier te maken hebben met een ontroerend ‘document
humain’. De auteur komt in deze teksten een aantal zaken te boven. Het lijkt
een soort rouwverwerking. Ze levert een gevecht voor menselijke waardigheid en
erkenning. Ze gaat expliciet xenofobie en dergelijke te lijf en maakt hiermee
een politiek statement. Ik schreeuw tegen
u/ik schreeuw tegen u/tot mijn adem op is/en niet kan vatten/ hoe ongelijkheid
zich/in uw systemen/ heeft ingebed/dagelijks zie ik hoe angst/ de voegen van de
straatstenen bezet/paracommando’s op elke straathoek/ als was liefde met geweld
te verkrijgen.
Alles
goed en wel. Zeer verdienstelijk. Maar brengt Belôrf ook poëzie? Of heeft dit
boekje enkel maar als getuigenis waarde? Is er sprake van een literaire
meerwaarde? Belôrf zelf heeft het over een ‘poëziebundel’.
We
lezen prozastukken en verzen. De verzen hebben een expressief karakter, zijn
vanuit de emotie (vanuit het hart) en zonder ornament geschreven en dienen van
daaruit worden gelezen. Soms gebeurt dat direct zoals in het gedicht Antwerpen,
waaruit ik daarnet citeerde. Maar vele gedichten geven ook blijk van
teergevoeligheid en verstilling: alles wordt ondernomen om het licht in de taal
zomin mogelijk te breken. Ter plaatse kousenvoeten/omdat
omhoog omlaag/de aarde raakt/rug recht//Licht uit.
Bijzonder
interessant evenwel zijn de prozastukken: hoe die zich langzaamaan
transformeren tot heuse prozagedichten – of hoe je het ook noemen wilt. De
eerste stukken zijn narratief, van een bijna journalistieke afstandelijkheid.
Een tekst als Spiegels heeft de allure van een column. Later in deze
verzameling staat drie overtuigende prozateksten die het prachtige hoogtepunt
van het geheel vormen: Zuurstofarm, Ontvouwen en Generatietranen
die elk blijk geven van een (oraal-geritmeerde) dynamiek en waarin Belôrf (die
we vaak voor de micro zien), al haar talige potenties de vrije loop geeft.
Zonder het licht te breken, Amina Belôrf, Mammoet (imprint van EPO), Berchem, 2020, ISBN 9789462672116
(Alain Delmotte)