Albert Hagenaars publiceerde eerder bij In De Knipscheer twee romans (Dood tij en Butijn, het boze oog) en de dichtbundels Intriges, Tropendrift/Tropical Drift en Bloedkrans.
Zijn jongste dichtbundel, Pelgrimsgrond, opent met het gedicht Orewoet (wat zoveel betekent als ‘vurigheid’, ‘geestelijke gloed’ en ‘extase’), waarin cursief regels van de 13de eeuwse mystica Hadewijch zijn verwerkt. In dezelfde cyclus, Te woord, komen nog andere dichters aan bod: Charles Baudelaire, T.S. Eliot, H. Marsman, Gerrit Achterberg (Genoegdoening: …Daar de dichter, hier haar dochter // bloedend in het kraakbeen van zijn klem), Jan Hanlo (All that jazz: …Te duister deze helle muziek, / die aanzuigt uit valleien van katoen en stof, / velden opensnijdt, versapt, bloed doet dorsten) en Paul Celan.
Kenmerkend voor de bundels van Hagenaars is steeds eenzelfde weloverwogen thematische indeling. Pelgrimsgrond bevat zeven cycli van telkens zeven gedichten, waar naast de voornoemde dichters ook beeldende kunstenaars, films, sacrale en bedevaartplaatsen, muziek en de liefde in de poëtische verf worden gezet.
Wat Joop Leibbrand in Meander opmerkte over de bundel Bloedkrans kunnen we hier alleen maar beamen: De grote gevarieerdheid aan onderwerpen en locaties maakt dat je je geen moment verveelt. En er is meer: Hagenaars lokt ons mee in een wereldje waar we al dan niet enigszins mee vertrouwd zijn en weet de nieuwgierigheid van de eerste tot de laatste letter te prikkelen.
Binnen elke cyclus is hij verrassend eclectisch: in Tussen de oren, waar de muziek hoogtij viert, komen zowel Erik Satie en de 18de eeuwse componist Giovanni Battista Pergolesi als Tsjaikovski en zangeres met de bezwerende contra-alt-stem Lisa Gerrard aan bod: Sacrifice: Hoor ontelbare stemmingen/ in mijn lage, nooit lege stem.
In Snijwerk, een cyclus waarin films hoogtij vieren, wordt onder meer de eindscène van Der Tod in Venedig bezongen. Een oudere man komt in Venetië in de ban van de schoonheid van de jongeling Tadzio. Uiteindelijk sterft hij op het strand, terwijl hij kijkt naar Tadzio. Dit schrijnend samengaan van prille schoonheid en verval, terwijl we het Adagietto uit Mahlers Vijfde Symfonie horen, wordt geëvoceerd in het prachtige gedicht Virus: (…) De stad schilfert en vlek van schoonheid. / Op het Lido, in de paviljoens en eetzalen, / kruisen blikken van oude ogen die van jonge. // Geen legt lavendel tussen de nog gladde lakens. // Niet te uiten woorden schuilen/ tussen jankende violen, ongehoord lange scènes / met gefilterd licht, beladen beeldspraak. (…)
Om het even welk gedicht uit de zeven cycli we ook lezen, Hagenaars blijft verwonderen en weet de lezer in zijn ban te houden.
Tot slot nog een fragment uit Hemelvaart (Jezus van Nazareth indachtig): (…) Hij zag de scheiding der wateren, / stromen vluchtelingen uit dit beloofde / land, de slachtingen na elke slag, // het krommen van de horizon en bleef / stijgen, tot in het meervoud van vader, // tot in het brekende licht // van wie meer twijfel zaait dan wie ook.
Hier hoeven we niet over te twijfelen: pelgrim-dichter Hagenaars heeft een ijzersterke bundel afgeleverd!
Pelgrimsgrond, Albert Hagenaars, In De Knipscheer, Haarlem, 2022, ISBN 978-94-93214-32-3
(Roger Nupie)