Het werd tijd is de derde bundel van Eddy D’Haenens. Met wat ironie kan worden vastgesteld dat het inderdaad tijd werd voor een nieuwe verzameling: zijn laatste publicatie dateerde van 1998. Maar die tussentijd blijkt geen verloren tijd. D’Haenens levert exemplarisch werk! Hij groeide uit tot een volwaardig dichter. Voor wie van etiketten houdt kan je deze bundel omschrijven als ‘bekentenispoëzie’, evenwel zonder daarbij in de valkuil van een narcistisch egocentrisme, zelfbeklag of meligheid te vallen.
In het openingsgedicht Geboortegrond, waarin allerlei betekenissen uitwaaieren, meen ik het opzet van de bundel te onderkennen. De dichter duwt tegen de tijd aan en wil terug naar het kleinste deel(…) van de eerste seconde. Hij betracht wat in wezen elke dichter wil en waar poëzie op zoek naar is. Herinneringen staan centraal in wat we verder zullen lezen. De tijd en het gedicht fungeren zowel als geboortegrond en als memoriaal. De voedingsbodem, zoals uit de drie volgende cycli zal blijken, is de liefde: die voor een moeder, voor de vrouw, voor een dochter.
In de cyclus Moeder wordt in het eerste gedicht het prenatale geëvoceerd. Het letterlijk te nemen allerprilste begin dat zich levenslang als een blijvend verlangen naar terugkeer zal vertalen.
De moederfiguur wordt geportretteerd in haar verschillende levensfasen: een zorgzame, vrijgevochten vrouw. Haar rebelse aard gaf weleens blijk van muiterij van het verlangen. Totdat Alzheimer haar velt. Het lijkt wel of haar dood de dichter als een aanslag op zijn eigen leven heeft ervaren. Al liet ze hem hiermee opnieuw aan de liefde beginnen.
De cyclus Vrouw is complexer, minder rechtlijnig en reikt verder dan louter bekentenislyriek. Deze cyclus is de kern en de sleutel van de bundel. De reeks valt in twee delen uit: Praeterium (verleden tijd) en Nunc tempus (nu is het moment).
De fascinatie van de dichter voor de vrouw is hier primordiaal. Je verwacht liefdesgedichten en die staan er ook. Maar het is vooral de opduikende contour van een gekwelde romanticus die me is opgevallen. Wat in de vrouw wordt gezocht, wat tot blijvend verlangen drijft is duidelijk: Omdat zij alle seizoenen is/ en van de dag het eerste licht. Een idealisering en fantoombeeld van de vrouw die fataal naar ontnuchtering en gemis moeten leiden: er is te veel verlangen om het tot vervulling te brengen. Het wordt tot een bliksem en zijn litteken. De balans klinkt als volgt: Dat was rest, rest is/dat die rest gemis is. Liefde: enerzijds Dood die leven laat en anderzijds Dit leven ga ik nog niet dood. Liefde blijkt demonisch en is niet te bezweren. De Vrouw als lacaniaans petit objet a. Het doet zich doorheen de bundel als weemoedigheid voor.
In de derde cyclus Dochter is de stem van een vader te horen. Hij bezingt het plukvers meisje bij wie de dichter nooit geluk zo dichtbij heeft geweten. Maar we krijgen geen integrale gelukspoëzie te lezen. Ook de soms radeloos makende moeilijkheden bij het opgroeien worden met schroom geëvoceerd. Maar het kwam terecht: anders dan/de norm der meerderheid, ze is geen massadier. Godsgeschenk of Helleveeg lezen we: En toch en toch en nog, / voor jou geen maar,/voor jou: / alleen maar meer.
Het werd tijd - gedichten over een moeder, vrouw en dochter, Eddy D’haenens, Mammoe, Uitgeverij EPO, Berchem, 2022, ISBN 978 94 6267 360-1
(Alain Delmotte)