Wie
niet genoeg heeft aan het landschap of aan de straten en pleinen van een stad
moet iets verzinnen om in te verblijven en door te dwalen. Het geestesoog
treedt dan in werking. Het ziet meer en vooral anders. Het geeft toegang tot
het domein van de ziel: een gebied dat zichzelf uittekent in tinten, schimmen
en verlatenheden die knagend uit gevoel bestaan.
Peter
de Voecht (Antwerpen, 1982) kiest in zijn debuut Slachtvlinders resoluut voor het betreden van het territorium van
de ziel. In zijn stedelijk landschap krijgen zonneschijn en alledaagse
luchtigheid geen kans. De schrijver heeft dan ook niet het meest gebruikelijke
te melden.
In
een soms te verstikkend en soms te veel op een procedé gelijkend (maar vaardig
en dwingend geschreven) brok proza probeert hij aan diepe, diepe menselijke
gevoelens te raken. Angst staat daarbij centraal. Angst voor herhaling, voor
gevoel, voor onechtheid. Het is een primaire emotie die door de auteur toch
maar weer eens minutieus op de kaart wordt gezet. De westerse maatschappij van
nu is immers afgestemd op verdringing en verdoving.
Het
decor voor De Voechts literaire onderneming is een stad. Een duister, vochtig
en vuil oord, waar nog slechts geweld, vrees en verdringing de dienst lijken
uit te maken. De tekening van dit alles is dan bovendien nog verbonden met de
dreiging van oorlog.
De
belangrijkste ‘slachtvlinder’, een dolende ziel die nu en dan van meerdere
personages terug waaiert naar één, woont zichzelf bijna letterlijk uit in zijn
queeste naar waarheid en werkelijkheid. Een onmogelijke en vermoeiende missie.
Oef..., zucht deze lezer.
Nee,
De Voecht kiest niet het gemakkelijkste spoor om zijn verhaal te vertellen. En
dat verdient toch zeker waardering.
De
titel van de roman zinspeelt subtiel op het onontkoombare. Waar een
nachtvlinder (tijdelijk) vrolijk fladdert en de lichtheid van het bestaan
viert, is de ‘slachtvlinder’ als een gekneusd insect dat alleen bestaat om het
vege lijf te redden. Altijd hetzelfde,
altijd opnieuw. Alsof hij vast zit in een boek.
Het
zou een grimmig sprookje kunnen zijn als je bij de door De Voecht gegenereerde
beelden en stemmingen niet steeds aan de onwereld moet denken die ons vanuit
bijvoorbeeld Syrië door het tv journaal wordt voorgeschoteld.
Het
enige echte vlindertje uit de vertelling is een doodziek schepsel, het meisje
Ellis, dat aan een fatale ziekte lijdt. De (meervoudige) hoofdpersoon bezoekt
haar nu en dan in het ziekenhuis, een oase van rust en reinheid in een overigens
duistere poel. Hoewel, dat kan ook schijn zijn, zoals veel in deze roman.
Met
dit eerste boek geeft Peter De Voecht zijn visitekaartje af. Hoewel er een en
ander af te dingen valt op met name het procedé-achtige dat niet voldoende is
weggewerkt (te veel herhaling, omkering en gebrek aan ‘lucht’), is Slachtvlinders een dappere en
talentvolle poging om anders te
schrijven.
Wie
de werkelijkheid zoekt, vindt haar niet. Het kan heel mooi zijn om iets
vergeefs te zoeken.
Slachtvlinders, Peter
De Voecht, uitgeverij In de Knipscheer, Haarlem, 2015, ISBN 978-90-6265-871-8
(Erick Kila)