In zijn nieuwe dichtbundel Herfsttij van het verlangen onderneemt
Romain John van de Maele een autobiografische reis. In de begincyclus Vaders tuin komen we terecht in een
wereld van verkleurde en ritselende bladeren: zijn vader vlucht voor de
dagelijkse beslommeringen in de tuin. Jouw
taal was de stilte / van de man die zwijgend / de tuin bewerkte en woorden /
vond voor een verre morgen. Romain tekent het beeld van een vader met scheppende handen / die
verhalen vol weemoed voedt. In een korte tweede cyclus Uit mijn kwartierstaat duikt de dichter verder in het familiaal
verleden: We zijn reizigers naast elkaar,
/ jij op weg naar heden / en ik aarzelend naar het verleden. Het hertalen
van een almaar verder verleden om het in het heden verklaarbaar en aanvaardbaar
te maken, wordt verder gezet in de derde cyclus Waar het fruit valt. Het kind, hier de dichter, is zelf het fruit
dat gerijpt is aan de boom in de tuin van de voorvaderen: Het schrift wordt horizon, vermoedens en verhalen. In de cyclus Voor het afscheid belandt de dichter op
een kruispunt. Welke weg verder te verkiezen na het afscheid van de vader? Toen ik je in mijn armen nam, / net zacht
genoeg om je ribben te sparen / vloekte ik binnensmonds mijn woede weg. De
opstandigheid die het verder leven moet aanwakkeren, die het onvermijdelijke
zinvol moet houden, het besef dat alleen de allerlaatste glimlach de opperste
rechter nog kan misleiden: Toch glimlacht
ze nog / en vraagt muziek / om de afbreker te misleiden. Opstijgen met
muziek en met bevrijdende klanken de laatste partituur opbergen. Aldus neemt
ook de moeder afscheid.
In de voorlaatste cyclus Na het afscheid bezint de dichter zich
verder over de betekenis van het bestaan: Kennis
van de kille morgen / overwint de gebenedijde duisternis / en maakt al mijn
mustangs wakker. De strijd is dus nooit gestreden. Soms heelt de
duisternis, soms kwetst het licht.
Welkom herfsttij van het verlangen, dicht hij in het eerste gedicht
van de laatste cyclus Diluendo. Hij grijpt naar woorden / en gebaren die niet volstaan / om de verte dicht
te schroeien. Fysieke problemen halen zijn zelfzekerheid onderuit. Zacht,
maar vrij verdwijnen kan een oplossing zijn: Maaier, wat rest er van de tijd, vraagt hij zich af. Romain John
van de Maele ontvangt ons nu in zijn poëtische woning, gastvrij toont hij zijn
ik, hij voelt zich bevrijd en verlost van het verleden. Hij gebruikt geen
onontwarbare metaforen en ook geen tonnen bombastische bijvoeglijke naamwoorden
om zijn poëzie op te fleuren. Van alles
wat ooit was, / rest alleen de vergane nabijheid / en de geur van een overvolle
weitas. Elk woord staat waar het moet staan, geen enkele letter is
overbodig, leestekens worden leeftekens. Die modeste, maar overtuigend zegging
vormt een verademing in het hedendaags poëziespektakel.
Herfsttij van het verlangen, Romain John van de Maele, Uitgeverij Kleinood &
Grootzeer, Bergen op Zoom, 2015, ISBN 978 90 76644 76 9
(Guy Commerman)