John B. Vorenkamp publiceerde twee bundels poëzie voor hij deze samenstelde, Ergens onderweg. De informatie op de achterflap geeft een aardige samenvatting van de gedichten die in deze bundel zijn opgenomen: ‘De gedichten in Ergens onderweg tonen een zoektocht naar en duiding van ongereptheid en verstilling én contemplatie over opgedane indrukken binnen en buiten de landsgrenzen. Berusting en opstandigheid wedijveren met elkaar. Ergens onderweg is een dichtbundel waarin krachtige beelden herkenbare en verstaanbare emoties oproepen: verwachting, betekenisvolheid, verlangen en hoop.’
De bundel kent 4 afdelingen, de laatste is de titelcyclus. Voorafgaand aan de gedichten zijn 3 motto’s opgenomen, alle uit de recente pophistorie: Jefferson Airplane (Don't you need somebody to love), The Animals (But I’m just a soul whose intentions are good) en Bob Dylan (Any day now, any day now I shall be released). De strekking van de motto's sluit goed aan bij de gedichten in deze bundel. Die getuigen van een zoektocht naar die ander, van natuurimpressies en van vragen naar de aard van het bestaan. Zoals in het titelgedicht van de tweede afdeling:
Verbonden
Wat gaat mij de wereld aan
en morgen? Met alle kracht
stilstaan tegen de wind
die stapels wolken brult
en schuimt op eb en vloed
in de blauwe verten boven zee.
Stilstaan zoals de meeuwen,
het grijze helmgras, de zon,
een rode muts knielt naast
een spelend kind, lijkt traag
naar 't strand toe om te rollen.
In de smalle branding schrijft
de zee met witte schelpen
een herinnering aan hoe 't begon
of om elkaar opnieuw te vinden,
wat alles in beweging houdt
en terugvoert naar de zee. (bladzijde 30)
Daarvoor heeft de lezer al kennisgemaakt met natuurbeelden van Drenthe, Cornwall, IJsland en weer dichter bij huis Groningen.
John Vorenkamp gebruikt geen moeilijke woorden, abstracte begrippen of lastige poëtische constructies. Zijn taal is direct, begrijpelijk en ‘als van iedereen’. Het zijn gedichten die je aanspreken in al hun eenvoud en een beroep doen op herkenbare emoties. Daar horen vanzelfsprekend vragen bij die voor meer mensen gelden.
Rondom
Dag in dag uit verander ik in iemand
die ik morgen niet meer ben,
ontmoet ik dagelijks wie op mij lijkt
en ik stilaan niet meer ken.
Rondom zoveel mensen, de ene daar
weet nauwelijks van de ander hier.
Een meute ikken, ben ik één en geen
van hen, we lijken sprekend op elkaar.
De mensenzee zwelt maar stroomt
aan mij voorbij. Terwijl ik dein en meegolf
begrijp ik niet waarheen ik mij moet richten,
voel ik hoe zij allemaal mij diep beroeren
en ik in het nu en toen en straks verdwaal. (bladzijde 32)
En aan de andere kant kent de dichter de zekerheid dat – in ieder geval in een gedicht – het leven een cirkelgang belooft. Iets wat in het titelgedicht van cyclus en afdeling zo wordt verwoord:
Ergens onderweg
Het besef dat je op de terugweg bent
naar je geboorte, gebeurtenissen snoeit
om weer opnieuw blad te dragen, opslag
of scheefgroei op tijd voorkomt, weet
dat het kan meezitten, je de plicht voelt
er opnieuw vertrouwen in te hebben,
teruggroeit in de oude kleren
zoals de kastanje in het voorjaar
naast het huis. (bladzijde 52)
Ergens onderweg, John B. Vorenkamp, Uitgeverij kleine Uil, Groningen, 2024, ISBN 9789493323124
(Wim van Til)