Hop: aan boord!


Er is een tijd geweest dat ik niet wist wat obsidiaan was. Daar bracht de debuutbundel van Peter Verhelst verandering in, want die heette Obsidiaan en ik moest opzoeken wat dat dan wel niet was: een natuurlijk voorkomend vulkanisch glas, een verglaasd gesteente. Ik had dus een aha-erlebnis toen me de bundel Veelvoud van een eiland onder ogen kwam, want die staat op naam van het dichterscollectief Obsidiaan. Die groep dichters beoogt elkaar en elkaars werk in steeds wisselende verbanden te stimuleren. Veelvoud van een eiland is van die wisselwerking een boeiend resultaat, gecreëerd door Edward Hoornaert, Ann Van Dessel, Wim Vandeleene, Steven Van der Heyden, Reinout Verbeke, Tania Verhelst en Geert Viaene.

Of de auteurs effectief op de eilanden die hen inspireerden zijn geweest doet niet ter zake, hun bereidheid tot reislust leverde alleszins prachtig werk op. De reis vangt aan met een vijfluik waarin Reinout Verbeke de lezer laat vertrekken vanuit onder meer Gondwana (waar de toekomst al geschetst wordt met Wij een school kronkelende ruggengraten / We grazen de bodem kaal // Het domme gulzige begin / De afdruk van al wat nog zou komen) en Pangea, de oer-continenten waaruit de eilanden zijn versnipperd zoals we die nu nog op de globe kennen. Hoewel, kennen? Vooral Edward Hoornaert blijkt een boontje te hebben voor eilanden die ik helemaal niét kende. Voor bijvoorbeeld Elliđaey, Kotisaari, Aliucudi en Ometepe moest ik – hoe voorbeeldig hun ligging onder de titel ook middels graden en minuten en breedtes en lengtes is gespecificeerd, de atlas in. En voor Hoornaert heb ik dan weer een boontje. Hij schrijft indringende poëzie met eenvoudige woorden, die onvergetelijke regels opleveren als (in Wrangel, voor de volledigheid: 71º13’NB - 179º24’OL) Wie de stilte wil begrijpen, moet een witte vlag / planten in zijn hoofd, voeten vormvaste sneeuw geven. In dit boek valt niet alleen van poëzie te genieten, je steekt er ook allerhande aardige weetjes uit op. Zo leer ik van Ann Van Dessel dat Trappist, hun god van licht waar in Wat zullen we drinken omheen wordt gevaren niet alleen een ons allen bekend bier is, maar dat Trappist-1 ook een dwergster in het sterrenbeeld Waterman is, op 40,66 lichtjaar van ons vandaan.

Ik vind dit een prettig leesbare en uitermate leerzame verzameling, waarin overigens de onderkast regeert (alleen Verbeke en Hoornaert gebruiken kapitalen). Graag citeer ik er wat regels uit die me troffen: Als nieuwsgierig tast hij water af / als kneedbaar glas waarachter wier wuift (Wim Vandeleene in Ari); soms trapte ik woedend tegen de lucht aan die een raam te klein was (Steven Van Der Heyden in 466/64); het dreunt / in onze kelen. we richten een vraag // aan de god die diep in onze buik / bivakkeert. (Ann Van Dessel in Vermenigvuldiging van een eiland); zij houdt van eilanden / het ligt aan dat liedje / op een onbewoond ei-ei-eiland (Tania Verhelst in Eilandliedjes) en alles is draagbaar of drijft (Geert Viaene in Overleven op woonboten).

Dus hop: aan boord! Ga aan de reling staan en snuif de vermoede geuren van die beloftevolle verre eilanden al maar diep de neusgaten in.


Veelvoud van een eiland, Dichterscollectief Obsidiaan, Uitgeverij P, Leuven, 2024, ISBN 978 94 64757 57 6

(Bert Bevers)

Een ouwe man op een fiets


Miel Vanstreels (º 1951) werd geboren in Godsheide, een gehucht van Hasselt. Op zijn negentiende verhuisde hij naar Maastricht. Hij was erg lang werkzaam in de ouderenzorg, een beroep dat zijn sporen trok in zijn vroege poëzie (denk aan een bundel als Demente bejaardenflat), waarin ouderdom en dood regelmatig terugkerende thema’s zijn. Nu hij 73 is wordt hij zelf geconfronteerd met de ouderdom, en de diverse kwaaltjes en kwalen die daarmee samenhangen. En ook in deze levensfase blijven die niet uit zijn poëzie.

Sinds de eeuwwende richtte Vanstreels zich vooral op het schrijven van fiets- en wielerversjes. Gedichten van hem verschenen in tijdschriften als Ballustrada, Deus ex Machina, Dietsche Warande & Belfort, De Gids, Hollands Maandblad, De Muur en Nieuw Vlaams Tijdschrift. Gedichten van zijn hand verschenen in Patrick Cornillies bloemlezing De honderd mooiste wielergedichten uit de Vlaamse en Nederlandse literatuur en hij werkte ook mee aan het project GeelZucht, waarin een aantal dichters enige jaren de Ronde van Frankrijk iedere dag van een vers gedicht voorzag. Tevens is Miel Vanstreels beheerder van Fietsvarianten (www.fietsvarianten.blogspot.com), een blog die ik regelmatig met genoegen bezoek, waarop hij onder veel meer al een indrukwekkende collectie wielergedichten bijeenbracht.

Ondanks de fysieke tegenslag die het stijgen der jaren hem af en toe bezorgde blijft hij trouw aan de fiets (zijn vader gaf hem zijn eerste koersfiets toen Miel 11 was), en aan het fietsen. Soms met zijn echtgenote Paula, die wel al een motortje in haar rijwiel heeft, en soms met zijn zoons en hun vrienden, mannen die nu in de kracht van hun leven zijn. De dichter laat het niet aan zijn hart komen, en zet op zijn eigen tempo kracht op de pedalen en koers naar illustere bestemmingen als de Mont Ventoux.

Maar het vaakst is hij te vinden op de heuvels en in de valleitjes van zijn geliefde Limburg. Waar hij zich soms afvraagt waarom hij doet wat hij doet, bijvoorbeeld in Gebreken: Ouderdom komt / met gebreken // die ik al fietsend / het liefst negeer, // dat het verstand / in mijn geval / niet met de jaren / komt // betreurt mijn lijf / soms zeer. Laat onverlet dat Vanstreels niet uit het oog verliest wat er rondom hem gebeurt: hij raakt weemoedig van een twintigjarig meisje dat hem glimlachend fietsend kruist, en hij verkneukelt zich in twee grijsaards die heuvelop / nog trager zijn dan ik. Onderweg rekent hij ook: Als ik, wat het geval is, / ieder jaar één kilometer / per uur trager word // sta ik over tweeëntwintig / jaar helemaal stil, // het goede nieuws is: / de kans dat ik de 95 haal / is vrijwel nihil.

Miel Vanstreels fietst blijmoedig somber door de taal. Dat hij dat nog lang moge blijven doen, en dat hij niet te dikwijls geconfronteerd moet worden met Ouwelullenleed: Voel me een beetje / genaaid – hoe ouder ik word / hoe harder het waait.

Een ouwe man op een fiets, Gaia Chapbooks, Leeuwarden, 2024, ISBN 978 1300 926252

(Bert Bevers)