Kore


Het middelpunt is het vertrekpunt
. En het vertrek- en middelpunt van deze bundel is de mythe van Kore (of Persephone). Is het noodzakelijk om het verhaal van die mythe te kennen? De grote lijnen wel: dan herken je wel een aantal dingen. Het is meer de vraag wat de dichter met dit verhaal aanvangt. Boelsma maakt er iets heel eigens van, integreert het in haar specifieke denkwereld en taalidioom. De bundel biedt een panorama van met elkaar verbonden betekenislagen. De lectuur ervan is niet vanzelfsprekend. Deze gedichten vragen om herlezen te worden. Hoe meer je leest – hoe meer je te lezen krijgt. In deze recensie beperk ik me tot wat mij opviel. Kore staat voor groei. Die groei genereert processen: laten we uitgaan van een voortschrijdend proces. In de taal opent zich voor die Kore een nomenclatuur: woorden geven Kore vorm. De omgeving (de locatie) wordt benoemd, krijgt vorm: ontvouwen is voltooien. Men wordt één, men wordt deel, een generiek onderdeel. Groei impliceert een aantal ‘bewegingen’ (waarbij tegengestelde bewegingen worden meegerekend), die een voortgang teweegbrengen en die, verspreid over de bundel, richtingen en windstreken, verplaatsingen en veranderingen en stuk voor stuk elementen van tijd en ruimte in zich dragen. Die lijken de hele bundel door bezworen te moeten worden. Nog het meest gebeurt dit in de markante cyclus Rituelen om de kamer te bezweren. Deze onvergetelijke reeks is het schitterende hoogtepunt van de bundel. Al is het bij lectuur niet meteen duidelijk waar deze gedichten naar toe willen reiken, toch raak je gefascineerd door de poëtische spanningsvelden die ze oproepen. De kamer is een terugkerend motief (tussen vele andere motieven) en wordt onder meer een 4-dimensionele tijdbox genoemd. Zich proberen aan ruimte te onttrekken, zich clockcounterwise tegenover de tijd opstellen, woorden (…) van hun betekenis ontlasten om ze hun schijngestalten te ontnemen: als ik/een woord uitspreek dwaal ik al. Er wordt gestreefd naar vertraging, naar stilstand die als volgt wordt omschreven: alles is tot leegstand gekomen/niets ontwikkelt nog tot iets anders. Een toestand van louter nu - zoals het zich realiseert in het slotgedicht. Intrigerend is het motief van het oog (retina, pupil, iris). Kijken, zien. De behoefte om het zicht te vernauwen, te versmallen. Inkrimpen om intenser verbindingen (te) zien.  Om tot inzicht te komen en te zijn: wat gebeurt er als ik niet kijk/ bestaan de dingen wel? Kijken is een manier om oog te hebben voor de ander en zichzelf: de ander niet kunnen zien is een gemis van het zelf/ het gemis van het zelf niet kunnen zien zonder de ander. Dat brengt een kentering teweeg, het leidt tot een eindpunt: kunnen zien vanuit je iris vernauwt/een verdwijnpunt. En waar de bundel begon, daar sluit hij ook af: en ik, ik ben tot het midden gekomen/(…)//ik ben buiten de tijd gaan leven en er vanuit het midden/deel van gaan uitmaken. Vurig, sensueel, inventief, intelligent, meditatief: Boelsma wordt met deze publicatie een dichter om mee rekening te houden.

Kore, Estelle Boelsma, Stichting De Kaneelfabriek, Udenhout, 2020, ISBN 9789083011929/NUR 306

(Alain Delmotte)