Het mompelen van de wereld


Voor mij ligt de twaalfde bundel Het zingen van de wereld van Marc Tritsmans. Het Laatste Avondmaal. Twaalf apostelen aan de tafel. Wat volgt hierna? De kruisiging, de verrijzenis? Tritsmans wordt ook wel een meester van het kleine genoemd. Zijn bezorgdheid voor aarde en toekomst zijn bekend. Toch sluipt er in deze bundel een soort van fatalisme. Een gelatenheid die in vorige bundels niet zo was te lezen.
De nieuwe bundel is verdeeld in 5 cycli: Plaatsbepalingen, Grondtonen, Brandpunten, Samenzang en Nagalm. Het heeft iets religieus. Het zou de inhoud van een eredienst kunnen zijn. In de cycli worden gedichten over de vertrouwde elementen zoals zon, maan, aarde, water, lucht, hout, vuur, bloed, eiland en boom omringd door gedichten met andere titels: vertrouwde constellaties, brengers van licht, het lichaam spreekt (ook even), schilderij zonder mensen, foto van berglandschap.... Dit geeft aan het vertrouwde een bevreemdend effect. Alsof er het plotse besef is dat dat wat we kennen anders benoemd kan worden, andere wendingen kan nemen.
Tritsmans valt met de deur in huis. Na de titel van het gedicht begint hij zijn gedichten zonder hoofdletters en eindigt ze zonder een punt te zetten. De hele bundel laat zich op deze manier lezen als een paternoster. Het einde is geen einde. Tritsmans is een zorgvuldige dichter, een componist. Alle gedichten bestaan uit drie-, vier-, of vijfregelige verzen. Af en toe duikt er een sonnet op. Alleen het gedicht De eerste dag van de maand juli kent een andere opbouw. Naar mijn gevoel dissoneert het hier. In de verder homogene bundel lijkt dit gedicht er tussen geplakt. Daarentegen blijven de eenregelige verzen die tussen de 6 terzines van dit gedicht staan intrigeren. Als je ze achter elkaar zet krijg je het volgende: nee, vandaag vind je hem niet hier // maar vandaag vind je hem evenmin hier // nee, vandaag vind je hem niet / hier en evenmin elders.
Toch mis ik in de bundel de scherpe beelden die ik in eerdere bundels van hem kon lezen. Het lijkt of de dichter geconfronteerd wordt met metaalmoeheid en het in het begin genoemde fatalisme: de lome zwaarte die ons draagt en ons uiteindelijk zal verpletteren (uit Aarde); het doelloos geklooi van de eigen dwaze soort (uit Metgezellen); als een keizer in zijn draagstoel / duldt hij van mij geen enkele tegenspraak / uiteindelijk ben ik slechts zijn toevallige slaaf (uit Het lichaam spreekt (ook even)) en had hij ten slotte een na een alle luiken / gesloten: geen uitzicht meer op de wereld / alle lichten achter hem uit (uit Een naderende winter).
De aantekeningen achterin hadden niet gehoeven. Daar steekt de belerende wetenschapper zijn hoofd om het hoekje en ik verkies de dichter. Toch ben ik benieuwd naar de dertiende bundel van hem. Want bij tijd en wijle weet hij de juiste snaren te raken. Ik hoop op meer scherpte, op zingen in plaats van mompelen.

Het zingen van de wereld, Marc Tritsmans, Uitgeverij Nieuw Amsterdam, Amsterdam, 2018, ISBN 9789046822937

(Frans August Brocatus)