Niets verloren

Het is een hele tijd erg stil geweest rond Philippe Cailliau, geplaagd als hij was door fysische problemen. Maar kijk hij is terug van nooit weggeweest: op een jaar tijd twee dichtbundels, beiden bij de onvolprezen Nederlandse poëzieuitgeverij Kleinood & Grootzeer: Het boek nul en nu dus Niets verloren, de negende bundel in zijn poëtisch oeuvre. Het is alsof de dichter zijn verloren tijd wil inhalen. De titel van de eerste cyclus is dan ook veelzeggend Als de goden moe zijn, maar niet huiswaarts willen keren… Maar Cailliau is allesbehalve moe en wil zeker het land van de poëzie niet verlaten. De ganse bundel, verdeeld in drie cycli, ademt een zelden geziene gedrevenheid uit alsof lang opgespaarde verzen niet meer te houden waren en eindelijk kunnen uitbarsten, alsof elk vers het laatste zou kunnen zijn: Met hoop en mensenvlees. Laat ons verhalen / maken met gestotter en weerspannigheid, en / spreken met een steenzeefstem. Op roosters leggen / alles wat je koester en bespuwt.
Meer nog dan in Het boek nul worden precieze observaties als vertrek genomen voor een reis naar zichzelf, van het uiterlijke naar het innerlijke en terug: de introspectie extravert gemaakt en opgetild tot een algemeen menselijk ervaren in een universele context.
Cailliau doet dat in een vloeiende en beheerste taal, die drijft op een pakkende beeldrijkdom, maar nooit belerend wordt: Terwijl gordijnen zich ontsluiten voor het schemeren, / bewegen kleine lichten doorheen uren van gebette / angst en sleet. Van gewaden zijn alleen / de zweterige naden broos.
Bijna in elk gedicht spreekt de broosheid van het leven maar ook de weerspannigheid om die te aanvaarden, zoals in Was jij erbij. De dichter balanceert zo tussen het aanvaarden van eigen tijdelijkheid en de drang om te overleven. De taal is daartoe een middel, het schrijven de catharsis: Nu je nog samenzweren kunt: verlos je van jezelf. / … / Bespreek de tijd, nu de beloofde vrede komt.
Er is een duidelijke lijn zowel inhoudelijk als stilistisch tussen Het boek nul en Niets verloren. De twee bundels lopen in elkaar over. Erick Kila schreef over Het boek nul dat ‘de dichter er zijn persoonlijke Ground Zero beziet.’ In Niets verloren bouwt Calliau die ground zero terug op. Niet als een therapeutisch geschrijf maar als een bewuste bedachtzame heropbouw. Elk woord, elk vers is een steen, die door de dichter nauwkeurig op zijn plaats wordt gelegd, bouwend aan een nieuw bestaan. Met schroom en huiver worden steden / in een plan gesmeed. Een vluchtweg komt er / allerminst, een opening naar kwade dromen even- / min. Hij zegt: ‘wie je ademt, dat weet iedereen. Ook / waar je ruikt.’ Vreedzaam rolt zijn evenwicht bergop.
Lees deze bundels als een tweedelig aansluitend werk. Klim met de dichter vanuit het diepste dal langzaam terug naar de top, huiswaarts naar de goden. Ze zijn nog niet moe en er is niets verloren.

Niets verloren, Philippe Cailliau, 2014, Kleinood & Grootzeer, Bergen op Zoom, 2014, ISBN 978-90-76644-69-1

(Richard Foqué)