De keren dat ik verwaai

Tot de zomer van vorig jaar was Esther Porcelijn (° 1985) gedurende vierentwintig maanden stadsdichter van Tilburg. Het werk dat zij in deze functie schreef is nu verzameld in De keren dat ik verwaai, haar debuutbundel. In 2013 won zij voor haar gedichten de aanmoedigingsbeurs voor poëzie van Hollands Maandblad, waarin ze regelmatig publiceert.
Behalve dichter is zij actrice en theatermaker (ze volgde de Toneelacademie in Maastricht), en alsof dat nog niet genoeg is studeert zij, in Tilburg, ook nog eens filosofie. Het is dan ook niet zo vreemd dat in haar poëzie meermaals filosofische en theatrale elementen opduiken. Haar toneelervaring brengt met zich mee dat ze haar gedichten op een aantrekkelijke, ongedwongen manier weet voor te dragen. Kijk maar eens op YouTube.
Over het algemeen genomen zijn haar gedichten lang. Dat heeft wellicht te maken met het gegeven dat ze zich die al schrijvend waarschijnlijk reeds op een podium ten gehore ziet brengen. Een vergelijkbaar fenomeen deed zich voor bij Ramsey Nasr, oud-stadsdichter van Antwerpen en ex-Dichter des Vaderlands van Nederland. Ook bij hem zie je altijd de acteur in de dichter.
Esther Porcelijn liet zich inspireren door de meest uiteenlopende zaken. Een kunstwerk in museum De Pont bijvoorbeeld, of de voormalige textielfabriek AaBe, of het overlijden van een bevriend kunstenaar, of de kermis. Ze heeft het stadsdichterschap duidelijk met verve ingevuld. Ook het dialect van Tilburg (waarmee ik door familiebanden reeds decennia vertrouwd ben) heeft zijn sporen in haar werk nagelaten. In Taal van Tilburg bijvoorbeeld Er staat een man naar mij te loeren / Bert heet hij, Bert knikt en lacht ruim, / Bert is ne goeie meens en Oorlogen waaien verder, / Maar gòdnondedjuu wèddisser veul gezêever. en Daddis psies zo’n ding waar je niet omheen kan / Zô hèdde dè wel meej meer dingskes.
De keren dat ik verwaai fladdert alle kanten op. Zo is Bomensoep een sprookje, Afgetrapt is het nieuwe opgedirkt eigenlijk gewoon een verhaal, en Wirwar een fictief dagboekje. Met daarin een charmant liedje als Plaag me / Plaag me / Draai een rondje en wees blij / Gezond is ieder die / Erbij is als het hagelt / Pest me / Pest me / Drie keer om de tuin / Vier keer roepen / Dat je mooi bent / Pest me maar / En vraag dan / Hoe mijn oma heet.
Het boekje staat vol van dergelijke welhaast kinderlijk spontane verzinsels. En vol van zinnen waar je lekker lang op kunt kauwen. Kus je nog wel op mijn nare gedachten? bijvoorbeeld, of Vroeger heeft hier een andere naam of Gezongen wordt er daar door grote koren / Van mannen met wiebelende neus.
Ik heb De keren dat ik verwaai (overigens voorbeeldig vormgegeven door Jac de Kok) met bijzonder veel genoegen gelezen. Esther Porcelijn is een begenadigd dubbeltalent, en beslist iemand om in de gaten te houden. Laat Esther haar gang maar gaan!

De keren dat ik verwaai, Esther Porcelijn, TeleXpress, Tilburg, 2013, ISBN 978-90-76937-44-1

(Bert Bevers)