Poëzie-essayistiek komt in boekvorm weinig aan bod. De vraag ernaar zal niet erg groot zijn. Wat niet belet dat het een genre is waar de poëzie echt nood aan heeft. Toch eerst even duidelijk stellen dat een essay geen recensie (hoe uitgebreid ook) is. En evenmin een academische paper. Het is een persoonlijke creatie waarbij eventueel gebruik kan gemaakt worden van een of andere literaire methodiek (zoals bij een academische paper) maar die het in zekere zin ook overstijgt. Er moet meer zijn dan methodiek of een corsetdragende format. Ik verwacht een persoonlijke, eigenzinnige, verrassende touch: met eruditie, inzicht en sensibiliteit geschreven. Er worden eigen, al dan niet polemische meningen geformuleerd, gestaafd en geëxploreerd. De bedoeling van een essay is niet meteen om een gedicht of een poëtisch oeuvre te ontsluiten maar vooral om het te verdiepen. Het is in die tastende verdieping dat het creatieve gezocht moet worden. Althans in mijn perceptie.
Het essay van Gert de Jager Abakadabra beantwoordt aan mijn persoonlijke verwachting wat een essay betreft. Zeker: we hebben hier te maken met een volleerd literatuurwetenschapper en dat merk je wel in deze tekst. Maar hij is ook een dichter: hij weet best wel welk taalproces het gedicht door moet maken voor het er staat. Hij begrijpt door en door dat het gedicht een meerduidig gegeven is en dat het zo moet blijven.
Hij legt de focus op de debuutbundel van de (ondertussen veel bekroonde) dichter Tonnus Oosterhoff Boerentijger. Hij doet dat vanuit de overtuiging dat er in dit debuut dan toch ‘een verhaallijn’ te exploreren valt. Dit in tegenstelling tot de mening van veel critici die deze bundel niet doorgecomponeerd vonden. Zij misten samenhang. De Jagers interpretatie is een wellicht-verhaal. Dat wil zeggen zonder opdringerige didactiek of gelijkhebberij. De Jager vertrekt vanuit de volgende versregels: ‘Abakadabra: wees weg als dit woord. Wees als dit.’ - waarop vier witregels volgen. Hij stelt zich de vraag wat hier met een toverspreuk verdwijnt? Vanuit die vraagstelling herleest hij elk gedicht uit Boerentijger. Geleidelijk aan wordt zijn stelling duidelijk. Het concept dat geconstrueerd wordt, lijkt op de uitkomst van wat ik een proces van zelfidentificatie noemde of de geschiedenis van een bewustzijn. – Is die constructie eenmaal permanent geworden, dan hebben we dit ego niet meer nodig en kan het (Abakadabra!) weg, zoals een aannemer de steigers weghaalt als het huis staat. Tussendoor verduidelijkt hij het een en ander op het formele niveau en legt hij verbanden naar ander werk van Oosterhoff. Zo wijst hij onder meer op de invloed van Lucebert.
Wat heb je nu als lezer aan dit soort teksten? Dat is voor ieder verschillend maar zelf ben ik geprikkeld geraakt om het werk van Tonnus Oosterhoff wat grondiger te gaan lezen, want ik besef nu pas dat ik niet vrij was van vooroordelen t.a.v. zijn werk. Ik ervaarde hem als onleesbaar.
Waarom er op de cover een brood werd afgebeeld? Ik laat het aan de nieuwsgierigheid van de lezer over.
Abakadabra – Over Boerentijger van Tonnus Oosterhoff, Gert de Jager, Gaia chapbooks, 2021, ISBN 978 1257-90675-8
(Alain Delmotte)