De pijl van de
tijd doorklieft de gedichten van Jana Arns. Wie haar drie bundels naast elkaar
legt, leest een voortschrijdend levensverhaal. De grondtoon van haar werk
blijft donker klinken. We lezen in al haar soberheid poëzie zonder illusies:
concrete realiteit is er de troef van. Waarmee ze meteen een anti-stem wordt in
een maatschappelijk bestel dat uitsluitend positieve boodschappen lijkt te
tolereren. Geen goed nieuws-show, Arns’ gedichten. Haar poëzie moet het van
zeggingskracht hebben, minder van lyrische fiorituren. Haar verdichting is
gebeiteld. Wat vooral blijkt uit de korte en kordate syntaxis die de lezer als
staccato doet aanvoelen.
Haar nieuwste
bundel vormt een geheel van zes cycli en één intro-gedicht. Het kader waarin
deze gedichten zich afspelen is hetzelfde gebleven als in haar vorige bundel.
Gezin, huis, kinderen, compromissen. Hier aangevuld met een echtscheiding (die
zich in de vorige al deed vermoeden). Er wordt een leven geschetst ten prooi
aan slordige routine in een nine to five
bestaan, zoals wordt voorgesteld in de cyclus Etmaal. Iemand heeft het leven laten slingeren.
De
dag blijft zonder vertoning. De wereld waarin ze ons een inkijk biedt, is er één
waarbij de dagen nauwelijks nog bestemming hebben. Alles draait vierkant. Ze toont ons lichamen waarvan de ‘vitale
functies’ zijn aangetast. Haar lichaam: /
een orkest uit balans. Dit hebben we figuurlijk en letterlijk te nemen,
mentaal en fysiek. We worden geconfronteerd met Lichamen in achteruit, die bijvoorbeeld lijden aan het
berustingssyndroom (uppgivenhetsyndrom). Of aan A. Nervosa. In de
gelijknamige cyclus levert dit aangrijpende gedichten op. De verwoording doet
kaal aan. Aangehouden spankracht bindt de cyclus aan. Ze is de schim van trillende ouders, klinkt de beginregel van deze
reeks: de lezer trilt mee. Een sterk moment. Oplossingen worden niet geboden.
Geen conclusies, geen remedies. Enkel vaststellingen: Twaalf ribben lachen me toe. / Even lijkt alles gepast / maar de skinny
jeans moet strakker.
Hoe particulier de
wereld van Arns ook lijkt ‘betrokkenheid’ met het werelds gebeuren en
actualiteit valt op te merken in De reisgedichten. Haar verontwaardiging
is expliciet: Wanneer het spervuur wordt
ontstoken,/ vluchten de politici.
In een reeks
gedichten naar aanleiding van schilderwerken van Edward Hopper worden
desolaatheid en vervreemding uitgetekend. Een beklemmende, bedreigende sfeer
wordt geëvoqueerd. De geschetste figuren en situaties lopen uit op vereenzaming
en ontheemding. Hier is geen plaats voor
tweestemmigheid. Ruimte wordt door naamloosheid ingenomen: Hier zit zij de pauze uit / deze
niemandsvrouw.
In de laatste
cyclus, tevens titelcyclus, wordt een echtscheiding gethematiseerd. De balans
van een failliet wordt opgemaakt en, zoals vaak in dergelijke situaties, klinkt
die wrang: In de dromenencyclopedie / vinden
we geen verklaring / voor wat niet is uitgekomen. Opnieuw zorgt Arns voor
een pregnante, zelfs laconieke verwoording.
Met
deze bundel is Arns nu echt debutante af. Haar werk is uit de startblokken. Het
kan nu verder in aanbouw: totdat het een stevig oeuvre wordt.
Het is het huis
dat niet goed alleen kan zijn, Jana Arns, Uitgeverij
P, Leuven, 2019, ISBN 978-94-92339-96-6
(Alain Delmotte)