Uit Rechte paden doen ons niets en
andere gedichten stijgt een beheerste baldadigheid op. Het is de vijfde
bundel van Fred Papenhove (Den Haag, 1956) en het is er een met een apart
geluid.
Het eigene van de bundel wordt behalve door een prettige ontspoorde Sturm
und Drang-atmosfeer bepaald door het structureel gebruik van de eerste persoon meervoud.
Het ‘we’ stuurt de verzen lichtjes naar een anonieme algemeenheid. Soms
irriteert dat, maar door een verfijnd gebruik van ironie en lulligheid is deze
gedempte vorm van de pluralis majestatis toch wel te pruimen. De flaptekst
leert dat het meervoud betrekking heeft op ‘twee broers die de wereld
verkennen’. Raar, zo’n poëtische bijsluiter. Het moet toch louter gaan om de
werking van de gedichten die voor je liggen. Daar kunnen we een handleidinkje
niet bij gebruiken. Maar goed, deze trip
down memory lane wordt in ieder geval niet in eenzaamheid ondernomen.
Ontroerd danken we van harte
alle zeerovers uit onze jeugd
ze werpen ons hun zeilen en
kanonnen in de schoot.
We verkleinen tot wat we waren.
Met het ‘verkleinen tot wat we waren’ is de dichter een hele bundel lang
bezig. Het wordt zeker geen dreun, want steeds als een gedicht al te zeer
dreigt aan te leunen tegen nostalgie komt er een droog ironisch contrapunt. De
werkelijkheid, ook die van de herinnering, is immers het best te vereren en te verteren
als je er een subtiele draai aan geeft.
Buiten verstomt de wind, binnen zijn
we de richting kwijt.
Wat een feest, ook al zijn we
terughoudend.
De valstrik van de nostalgie, het gezeur over ‘vroeger’, ligt altijd op de
loer bij poëzie van rijpere dichters. Papenhove komt er mee weg. Er kleeft iets
jeugdigs en ondeugends aan de gedichten. Het gebruik van de (taalkundige)
tegenwoordige tijd benadrukt het directe en vitale. De paradox van een tocht
die je niet vooruit, maar terug brengt
naar een gevoelservaring ‘uit den beginne’ werkt.
Scherp als een mes
zijn de jaren voorbijgegaan.
We betasten onze
handen; gelukkig
bestaan er woorden.
Met zijn woorden bezweert deze dichter soepeltjes het ‘damals getreur’. Hij
eist uit de losse pols het recht op avontuur op. Voordat je het beseft, kijk je
in de spiegel die Papenhove je voorhoudt. Ja, denk je dan, het bestaan… hoe is
het toch zo voorspelbaar en kabbelend geworden?
Bij thuiskomst komen de kamers
benauwd op ons over. De nood is
hoog.
We gaan op zoek naar plaatsen
waar grote gebeurtenissen worden
beslist.
- de overheid kan ook te veel beloven,
de vrijheid van meningsuiting kan ze
aardig bewaken, maar het recht op avontuur –
We zijn gekke
Henkie niet.
Vooral de grootste cyclus (Rechte
paden doen ons niets) doet wat. De rest (en andere gedichten) is enigszins overbodig. Deze bundel maakt
zeker nieuwsgierig naar de vier eerdere.
We doen wel en we doen
niet mee. Zo kennen we ons
weer.
Rechte paden doen ons niets en andere
gedichten, Fred Papenhove,
In de Knipscheer, Haarlem 2015, ISBN 978-90-6265-882-4
(Erick Kila)