Dan neem ik alles mee

Guy Commerman, de onvolprezen medestichter en hoofdredacteur van het literaire tijdschrift Gierik & Nieuw Vlaams Tijdschrift is een merkwaardig dubbeltalent, zowel dichter als gelauwerd plastisch kunstenaar. Hij viert nu zijn 75ste verjaardag met de uitgave van een nieuwe dichtbundel: Dan neem ik alles mee.

Wie Guy Commerman een beetje kent weet dat hij een meester is van de dubbele bodems; dat hij op een bijzonder scherpe analytische, vaak sarcastische wijze de wereld becommentarieert. In deze strak gestructureerde bundel mag de lezer kijken achter dat masker kijken om er een zeer gevoelige en menslievende man te ontdekken. Hij doet dat consequent in achtregelige gedichten: vier, drie, één, waarbij het laatste vers telkens de zeven vorige bevraagt.

In de eerste cyclus De waarnemingen ontleedt de dichter zijn omgeving. Wat hij ziet legt hij vast: Mist legt zich te rusten in het park / donsdeken over vage varens. Het laatste sleutelgedicht van deze cyclus - Tien jaar is de dichter al verdwenen…/…de passer trekt de cirkel rond geen uitweg meer - kondigt de tweede aan: Natuurlijk weet ik dat. De dichter wordt persoonlijker: Het hele leven begeleid ik mijn sterven / weet wel waarheen maar niet waarom of hoe…/…alsof een zegen / ook zege op gevleugelde leugens zou zijn. Deze cyclus is een poëtische parel. Vorm, beeld en betekenis ondersteunen de prangende zeggingskracht: waarheid is zwart en ondraaglijk zwaar.

De kortere derde en vierde cyclus Knipoog van seizoenen en In het verlengde van verlangen vormen een overgang. In de derde wordt de natuurlijke kringloop de metafoor voor zelfonderzoek: Ik denk soms een seizoen te zijn / in zomers ongeremd…/…elke lente zoenoffert als ze krokus baart. De toon wordt luchtiger, speelser en vloeit over in de vierde cyclus waar de dichter de vrouw, moeder, dochter, geliefde, omzichtig, bijna schroomvallig omcirkelt met krachtige, tedere verzen vol begrip en vergeving: Ze hield zoveel van mij maar kon/mij niet zoenen had het nooit geleerd…/…ik onderging dat en wist niet waarom / alles in afstanden werd beleefd…/…ik noemde haar moeder, ze zei ‘dag zoon’.

In de vijfde cyclus De komst van het licht stelt al het vorige in vraag trekt Commerman de cirkel terug open, tilt zijn ervaren op tot een metafysisch niveau, zoekend naar zingeving. De titel zelf spreekt voor zich. De zoekende dichter spreekt zijn onzekerheid uit, de onontkoombare tijdelijkheid, de razernij daarover en het heilloze vertrouwen op een god: Zowat overal vind je wel laatste vragen / in handgebaar en ogenblik van mensen / radeloos omdat licht hen verlaat / redeloos en reddeloos omdat het lot / verraad pleegt hen woordeloos achterlaat…/…een kruis maken en toch goddeloos zijn. Drie gedichten vormen de epiloog Dan neem ik alles mee. Het is de ontlading, zelfrelativerend en zuiverend, zoals het laatste vers: geen wiegelied geen leed kom lieve schaterlach.

Dit is poëzie die persoonlijke ervaring transcendeert naar een universeel menselijk beleven. Aarzel niet, neem er alles van mee.

Dan neem ik alles mee, Guy Commerman, Demer Uitgeverij, Leusden, 2013, ISBN 978-1-291-01636-9

(Richard Foqué)