Niet anders dan de grote leegte


Over ‘Mila Fertek’ vond ik nergens informatie. Ik ga ervan uit dat het een pseudoniem is. Van een man of van een vrouw. Worden we als lezer voetje gelicht? Ik moet het open laten. Maar het is duidelijk dat er in deze gedichten voor een vrouwelijke focus gekozen wordt. Vandaar wellicht dat het beroemde schilderwerk van Gustave Moreau Salomé dansant devant Hérode op de voorflap staat. Ook het ik in deze gedichten ontdubbelt zich in een ‘ik’ en een ‘zij’. Maar wie zich ook achter Mila Fertek bevindt, erg relevant is het niet. Want in de kern blijft poëzie iets naamloos. We lezen het in deze bundel: Nietszeggend als naar mijn mening / Namen zijn. Ironie is in dit werk niet weg te denken. Maar het is een ernstig te nemen ironie: Mijn geweten lacht om alles / (Hetgeen mij pijn doet). De bundel Antipode – Heimwee naar wie ik nooit ben geweest is hoe dan ook een merkwaardig werkstuk. Een antipode betekent onder meer ‘tegenhanger’ en ‘tegenpool’. Deze gedichten balanceren tussen spraak en tegenspraak. Elke bewering wordt door een andere bewering weerlegd en/of ontkracht. De geliefkoosde taalfiguur die we uit deze gedichten aflezen is de paradox – die we meteen al merken in de ondertitel. Stilistisch, zo zou je kunnen zeggen, wordt hier rijkelijk de retoriek van de paradox gehanteerd. Die paradoxen zijn ruimschoots te herkennen. Een lukraak voorbeeld hiervan: Ik kom vooruit door mijn / Hardnekkig / Stil blijven staan. Het effect dat hieruit sorteert is deze van een annihilatie. Er is geen vooruitgang en er is geen stilstand. Er is in wezen ‘niets’ (het woord valt verschillende keren). Alles resulteert in leegte: Wat verder valt er te zeggen/Mijn verleden is/ Wat mijn toekomst zal zijn/Te weten/Niet anders dan/de grote leegte uit vanwaar/ik gekomen ben. We hebben te maken met een poëzie die afwijkt van wat men doorgaans van poëzie verwacht. Ze is in geen geval lyrisch: in het ritmische taalspel (wat de formele kern van poëzie is, lijkt me) is zij lucide. Ze zingt niet, ze beschouwt. De dichter omschrijft de gebruikte werkwijze als volgt: Waarnemen slechts/Niet voelen/Zich het liefst in de schemer bevindend/Weergeven wat waargenomen wordt/Is wat mij drijft/Verder niets. In zekere zin brengt deze scherpzinnige poëzie een metafysische problematiek ter sprake: zijn of niet zijn, schijn en werkelijkheid, waarheid en leugen, verleden en toekomst. Niets lijkt wat er is want het is er niet. Of het wordt nauwelijks of verkeerd ontwaart. Ik/Uiteindelijk aangekomen/Kijk om me heen/Om te zien/Dat niets lijkt op/Dat wat ik/(Destijds)/Meende te zullen gaan zien. Kenmerkend voor dit soort poëzie is dat ze vrij wil zijn van metaforen: Ik begin te denken dat alle metaforen zinloos zijn/Aangezien metaforen niets betekenen/Noch ergens toe leiden kunnen. Ik vind dit al bij al merkwaardige, zeer kervende poëzie. Zij is bijzonder subtiel. Deze poëzie draait niet uit op positief of negatief: ze is geankerd in een existentiële feitelijkheid .

Antipode – Heimwee naar wie ik nooit ben geweest, Mila Fertek, Uitgeverij De Manke God, Julianadorp, 2025, ISBN 978 9083211152

(Alain Delmotte)

Internationale bloemlezing


De Atunis Galaxy Anthology is een Engelstalige bloemlezing van dichters wereldwijd. Hoofdredacteur is de in België wonende Albanese dichter Agron Shele; adjunct-hoofdredacteur is Hannie Rouweler (Nederland), bijgestaan door Alicja Kuberska (Polen) en Shoshana Vegh (Israel). En dan is er nog een uitgebreid team van raadgevers, literaire redacteurs en een adviesraad.

Voor we kennismaken met het werk van de maar liefst 200 (!) dichters zijn er inleidende teksten van Agron Shele (Meditatie en een blik door de tijd), Hannie Rouweler (Het belang van vrede en tolerantie in de samenleving) en twee Italiaanse dames: Dr. Claudia Piccinno (De poëzie wil bruggen bouwen door middel van een meertalige dialoog) en Ada Rizzo (Introductie).

Er is werk opgenomen van acht Nederlandstalige dichters.

Antoon Van den Braembussche: I write and feel you/ like my own artery.// Every pain within you/ a tardy echo.// A twin pain./ A sorrow of my own. (uit: Love in Times of Lockdown)

Germain Droogenbroodt: Rivers overflow their banks/ houses are demolished/ cars swept away/ by the raging waters:/ man has disrupted nature. (uit: Artificial Intelligence).

Gerhard te Winkel: The universe has/ known a day without yesterday/ and will one day/ experience a day without tomorrow. (uit: The House of Many Friends).

Hannie Rouweler: There are days/ when words no longer mean anything/ are worthless - take them to a jeweler/ they weigh less than 1 gram on a gold scale/ you can put your words back in your pocket (uit: Cryptocurrency: Word Porridge).

Jos van Hest: Come back: Come back/ Close the night/ Open the day/ Lose your loss/ Turn a dream into a door/ Turn a door into a window/ Turn a window into a world/ See we are still here.

Jenny Dejager: Maybe we know: We’re too different from each other./ We’re bleeding in ignorance./ We’re sitting on a sandbank/ that disappears a little bit more/ every day and maybe/ we know that.

Paul Gellings: August afternoon, the sun at its highest./ A terrace in the shade, dark and deep./ The land warm and deserted; the village slept/ in a scent of rye that had just been harvested. (uit: Terrace).

Yvon Né: 'Rooms by the sea' is a canvas which disquites,/ as you’re loving and free, you’ll handle it, the gap,/ as the ocean in dreams. You know the tide will fall. (uit: Rooms by the Sea - a painting by Edward Hopper).

Niet minder boeiend is de kennismaking met de andere dichters.

"Deze bloemlezing wil de rijkdom en diversiteit van poëtische expressie vieren door de stemmen van 200 dichters en kunstenaars uit alle hoeken van de wereld te bundelen". Dat is meer dan geslaagd. En er is nog meer goed nieuws: volgend jaar verschijnt de tiende editie van de Atunis Galaxy Anthology.

Atunis Galaxy Anthology World Poetry 2025, Demer Press, 2025, ISBN 978 1 326 42262 2

(Roger Nupie)

De ogen van de uil


Astrid Arns (1960), dichter en organisator van poëzieavonden in Gent, Jana Arns (1983), dichter en schrijfdocent, Ann Van Dessel (1961), dichter en schrijfdocent aan de Schrijversacademie in Antwerpen, Bo Vanluchene (1988), dichter, uitgever, recensent en ex-columnist bij Het Nieuwsblad en Elise Vos (1984), dichter. Vijf dichters maken van de nood een deugd en schrijven samen een bundel gedichten over een thema dat hen nauw aan het hart ligt: slapeloosheid, insomnia.

In vijf cycli met de indringende titels dromen oppoetsen met azijn, een kussen vol bloedzuigers, ik ben een octopus, wentelen tussen hemel en aarde en de troostende wijsvinger van daglicht benoemen zij de slapeloosheid en laten zij zien en lezen dat insomnia bijzondere gedichten kan voortbrengen. Iedere dichter met de eigen stem.

In de uitleiding beantwoordt slaapexpert Annelore Roose, klinisch psycholoog en gedragstherapeut verbonden aan het Centrum voor slaap- en waakstoornissen van het UZ Gasthuisberg in Leuven vragen van de dichters over slapeloosheid.

Op de vraag of insomnia een typisch westers probleem is en hoe andere culturen met dit probleem omgaan stelt Roose:

"Slapeloosheid is van alle tijden en van alle culturen. Stress, spanning en onrust zijn eigen aan de mens. Het is heel gewoon om in onrustigere, stressvolle periodes van je leven slechter te slapen. De omgang met slaapproblemen is misschien wel een westers fenomeen. Wij lopen vaak vast in de illusie van controle. We leven in een wereld waarin voortdurend Yes, we can! wordt geroepen en we koesteren de idee dat we alle lastigheden kunnen oplossen door nog meer ons best te doen, harder, sneller, meer en beter. In de oosterse cultuur wordt een eerder accepterende houding aangemoedigd en leert men omgaan met moeilijkheden zonder deze ‘onder controle’ te willen krijgen."

Zoals eerder gezegd verwoorden de dichters het probleem op hun eigen manier, met een eigen stem. Voorkeuren uitspreken is moeilijk maar ik werd meermaals aangenaam verrast tijdens mijn lezing van de gedichten, net voor ik ging slapen. Ik heb er geen oog minder om dicht gedaan. Een bijzonder gedicht vond ik de wanhoop van de mestkever van Ann Van Dessel:

pardoes van de dag gevallen,
ligt hij al uren op zijn rug
rondjes te draaien in een dood
lopende nacht. tergend traag

kruipen sterren langs het raam,
ze gluren schaamteloos naar binnen.
ook de maan steekt geen poot uit.

met de zon komt de reusachtige
engel. zij houdt hem een hand boven
het hoofd en steekt één vinger uit.
hij trekt zich recht aan het licht.

Er zijn (niet alleen) veel dichters die lijden aan slapeloosheid. Op de vraag of er een link is met creativiteit zegt Annelore Roose:

"Ja hoor, slapeloosheid heeft al heel wat creatieve ideeën en mooie kunst voortgebracht. Anderzijds heeft creativiteit ook heel wat nachten weggekaapt. Een onrustige nacht kan ons uit onze slaap houden. Maar uit die creatieve geest, die zo moeilijk stilvalt, worden vaak wonderlijke dingen geboren."


De ogen van de uil, Uitgeverij P, Leuven, 2025, ISBN 978-94-64757-69-9

(Frans August Brocatus)

Harpijen


Drie gevleugelde dames met ontblote borst op de cover van Harpijen, gedichten van Maria Pommerel. Na haar debuut Extramarital: The Hidden Verses neemt Maria Pommerel ons opnieuw mee naar de krochten van het onfatsoen, lezen we op de achterflap, waar weeral drie dames ons dreigend aankijken. En dat is niet gelogen over deze hardcover uitgave die verscheen bij Stichting Spleen, waar Kees Godefrooij zijn ook al niet mis te verstane erotische poëzie laat verschijnen. Maar ‘erotisch’ is een al te milde omschrijving van het werk van Pommerel. Haar poëzie baadt eerder in een Markies de Sade-sfeer.

Wie nu die harpijen zijn licht Maaike Bouman in haar Voorwoord toe: “In de Griekse mythologie waren de harpijen de drie beeldschone, gevleugelde dochters van Elektra en Thaumas. Later werden ze vervaarlijke wezens, meestal afgebeeld als roofvogels met scherpe klauwen, maar met het gezicht van een vrouw. Het waren deze hybride gedrochten die Phineus (die door de goden met blindheid was gestraft) voortdurend kwelden door hem van zijn voedsel te beroven of het te bezoedelen met hun drek. De vrouw die in woede ontsteekt, kiest niet zelden een duivelse koers. Het pad dat ze bewandelt is wraakzuchtig, boosaardig, gewelddadig of pervers. Deze vrouw kan een harpij zijn, maar ook een heks of een huismoeder van drie straten verderop. In verscheidene vormen presenteert de boze vrouw zich in deze bundel aan de lezer, die ze vergast op al haar lelijke eigenschappen, maar in het bijzonder op haar verdorvenheid. En daarbij wordt geen lichaamssap geschuwd…”

Dat wordt maar al te duidelijk in de zeven gedichten in deze bundel.

Gedrochten, het openingsgedicht is met zes regels de enige korte tekst: Ik peuter uit de allerdiepste krochten/ de walgelijkste, schunnigste gedrochten:/ gedichten over stront en pis en seks./ Of over een harpij en soms een heks./ Of over duister, dood of eenzaamheid./ Wie poëzie zegt, zegt verdorvenheid.

De harpijen krijgen een hoofdrol toebedeeld in vier gedichten, maar ze duiken ook elders op. Harpijen IV bestaat uit 12 strofen. Die lange adem is ook typerend voor Deugen (zestien strofen) en Macht, met 24 strofen.

Harpijen I zet meteen de sfeer: Wat dacht je, dat we zomaar wat gaan vrijen?/ Dat er een bad vanille op je wacht?/ Dat jij je met wat duifjes mag vermeien,/ zo lief, zo zoet, als vederdons zo zacht?// Nee, vriend, dat heb je mis; als je je vlijen/ wilt in de roze krochten van de nacht,/ verwacht dan niets van ons: wij zijn harpijen./ Bij ons wordt elk soort tederheid verkracht.

Uit Harpijen IV: Zijn zicht is troebel als hij weer ontwaakt./ Heel langzaam tekenen zich schimmen af./ Tot zijn ontzetting ligt hij poedelnaakt/ en vastgebonden op een hard matras.

Uit Macht: Ze is op oorlogspad als nooit tevoren./ Een represaille die zijn weerga niet/ zal kennen is verwoed in haar geboren. Inwendig kookt ze.

Wie kan en wil afdalen in ‘de krochten van het onfatsoen’ vindt in Harpijen beslist zijn gading.


Harpijen, Maria Pommerel, Stichting Spleen, Amsterdam, 2025, ISBN 978-90-833918-4-7

(Roger Nupie)

Zonder doel zien dolen


Een beslist, met de steun van het gemeentebestuur van Schoten, liefde- en smaakvol uitgegeven boek is Zonder doel zien dolen – Gedichten van en voor Alice Nahon. Samensteller Gust Peeters maakte een (op de volgorde van haar bundels zoals die in de DBNL staan, en op de rangschikking in die bundels gebaseerde) chronologische keuze uit het werk van Alice Nahon, en lardeerde die met citaten uit haar correspondentie zoals die werd uitgegeven in het door haar biograaf Manu Van der Aa samengestelde brievenboek Mijn ziel ligt overhoop zoals de koffer met niet beantwoorde brieven.

Daarnaast nodigde Peeters dichters uit om te reflecteren op het werk van de in haar tijd bijzonder populaire en veelgelezen (met een kwart miljoen verkochte uitgaven is zij vandaag nog na Guido Gezelle de best verkochte Vlaamse dichter aller tijden) Nahon, waarbij ze de volledige artistieke vrijheid kregen. Vijfentwintig auteurs gingen op die invitatie in, en de samensteller zelf droeg ook bij. Uit zijn Lotsbestemming: Soms klonk een wanhoopskreet uit duizend dichte monden / in bijklanken van taal en regelmaat ontstemd.

Er staan verrassende confrontaties in het boek. Terwijl de bloemen in Gladiolen Nahon geestdriftig maken (kom, drink van ’t gladiolenrood! / Want in die blommen ligt een gloed, / die bleek gedacht en bleek gemoed / weer gloeien doet….), roepen ze bij Daniel Billiet wrange beelden van winterse hongertijden op: We bedelden vijf bloembollen bij elkaar, / gladiolen. Omdat ons Veertje zo liefjes / glazig lachte, schonk een boer iets wat / hij durfde een aardappel te noemen. // Water was er genoeg. In anderhalve liter / kookten we die gladiolen en die schrompel / patat [….].

Bert Deben zorgt voor een hedendaagse versie van Nahons Avondliedeke (met de befaamde openingsregels ’t Is goed in ’t eigen hert te kijken / nog even voor het slapen gaan) met Nog even voor het slapen gaan / op mijn smartphone controleren / of ik genoeg reacties kreeg / en mensen mij nog steeds waarderen // ik tel de likes en alle hartjes / op facebook, twitter en LinkedIn / op snapchat en op Instagram / op alles wat ik daar verzin […]).

En zo zijn er doorheen heel de bundel regelmatig verrassende ‘spiegelingen’ te vinden.

Indringend: Je kan nooit / in alle talen zwijgen. // Ons vlees is te zwak / om grote dingen / lang in zich te dragen van Tom Driesen. En: ze vinden nergens ’t eigen gezicht / dan in de stille, zwijgende spiegel // in het eigen / stille huis van Jan Ducheyne.

Behalve de geciteerde werden er nog 22 dichters bereid gevonden Alice Nahon voor dit project te eren: Liesbeth Aerts, Monique Bol, Ulrike Burki, Hermine Couvreur, Vanessa Daniëls, Jan Ducheyne, Kees Godefrooij, Elbert Gonggrijp, Goedele Horemans, Anne Meerbergen, Jürgen Nakielski, Leen Pil †, Yanni Ratajczyk, Antony Samson, Vera Steenput, Runa Svetlikova, Frans Terken, Frank Van den Houte †, Shari Van Goethm, Gert Vanlerberghe, Leen Verheye, Tom Veys en Akim A.J. Willems.


Zonder doel zien dolen – Gedichten van en voor Alice Nahon, samenstelling Gust Peeters, eigen beheer, Antwerpen, 2025

(Bert Bevers)