De oplossing

Met zijn vijftiende gedichtenbundel De Uitwissingen heeft Claude Van de Berge bezwerend en uitputtend het eigen ik opgeofferd aan de mateloosheid van het ‘zijnde’. Voorbij de grenzen van tijd en ruimte, voorbij de heelallen herschept hij zichzelf. In de ander, door de ander, met de ander. De Uitwissingen staan gelijk met de opheffing van elke begrenzing.
De Uitwissingen is een moeilijke, en toch kraakheldere bundel. Moeilijk door zijn verdichting, die door zijn subtiele taalvariaties ‘de ziel’ van het bestaande in kaart wil brengen. Helder, omdat één these al bundels lang zijn dichtkunst schraagt: alles is, niets gaat verloren.
Van de Berge beseft dat beweging illusie is, maar onveranderlijkheid evenzeer. Dat wordt het duidelijkst in deze programmatische verzen:

Ontvouwing is uitdijing
Uitdijing is uitwissing
(…)
Ontvouwing is ontgrenzing
Ontgrenzing is gelijkenis

Als de mens erin slaagt grenzen op te heffen, kan hij opgaan in het oneindige, maar ook in de ander (het opgeven van individualiteit), ook in de mantra (het opgeven van taal), ook in het opdoeken van de horizon (het opgeven van ‘de oever’), ook in zijn spiegelbeeld – stilte is het wezen van de eeuwigheid, vervloeiing het wezen van het zijn.
De duisterheid die dergelijk taalgebruik voorwendt, taalgebruik dat ademt op de pulsaties van de kosmos, is verwarrend en onterecht. Het is de zang van de sjamaan, geen wetenschappelijk vertoog.

Niet wat we zijn, zijn we, maar de vervoering van
wat door ons heengaat

De taal ligt inderdaad ‘ingebakerd’ in duisternis door zijn grondslag van ‘bij benadering’ dingen te benoemen. In dat opzicht stelt Van de Berge zich naast T.S. Eliot, die in Gerontion (1920) schreef:

Signs are taken for wonders. “We would see a sign!”
The word within a word, unable to speak a word,
Swaddled with darkness.

Eliot bewees dat taal als een ui afpelbaar is, maar nooit de vinger kan leggen op wat werkelijk is – hij verwees naar de farizeeërs die een ‘teken’ wilden, om klaar te kunnen zien, maar verstrikt raakten in de onbegrijpelijkheid van zinnebeelden en schijnbare paradoxen. Van de Berge:

op de oever breken de woorden die onuitsprekelijk zijn
(…)
niets blijft achter dat ons bestaan bevestigt

Er is met andere woorden, geen wordingsproces, geen ontbindingsproces:

En we zijn nog slechts wat niet is:
het geheim dat zijn geheim
vindt in het geheim

Dat lijkt zware kost, maar is het niet voor wie beseft dat de dichter niet alleen worstelt met zijn onbetrouwbaar, moeizaam kneedbaar materiaal (de taal) maar vooral met het inzicht dat taal een schijnwereld is die niet rechtstreeks kan verwijzen naar de ‘weg van de waarheid’. Net zoals de beklijvende foto's van Arlette Walgraef die de bundel begeleiden ogenschijnlijk verwijzen naar de ruwe steen, en verleidelijk suggereren dat in de barstende steen het uitdijende heelal weerspiegeld wordt. Samen onderstrepen zij de grondlijn van De Uitwissingen:

Onze stem is het spreken van wat nooit spreekt
En wat niet is, is het sprekende

De Uitwissingen, Claude Van de Berge, Uitgeverij P,  Leuven, 2015, ISBN 978 949 145 57 04

(Lukas De Vos)