In de lijvige dichtbundel Handkussen van de tijd brengt
Job Degenaar een ruime keuze uit 35 jaar poëzie. Hij grasduint daarbij
uitvoerig uit zijn eerste zeven dichtbundels. Aanvankelijk ontpopt de dichter
zich als een waarnemer die wat hij bemerkt op een originele en poëtische wijze
tracht te verwoorden zoals in het gedicht Bij losgeslagen zeewier uit
zijn eerste bundel Bericht voor gelovigen uit 1976. Het taalgebruik is
eenvoudig en er volgen enkele nostalgische herinneringen, die wel raak
geformuleerd zijn, zoals in Huis aan de Dubbeldamse Jaslaan.
Vanaf zijn vierde dichtbundel De helderheid van morgens
(1992) graaft de dichter dieper in de taal. In de eerste cyclus Tussen de
oevers van het niets wordt het verloop van een jaar geëvoceerd. De
volgende cyclus, Scheidslijnen, behandelt werkelijk het relaas
van een scheiding. De liefde is voorbij, maar wat er rest zijn mooi
verwoorde herinneringen.
Gevoelens verdwijnen. Poëzie blijft. De cyclus Besloten
vergezichten (mooie titel) is helemaal anders en bevat een aantal
reisgedichten, die gaan van Vlaanderen tot zelfs in de Sahara,
maar steeds slaagt de dichter er in zowel kleine details te vermelden als
vindingrijke vergelijkingen te maken.
De vijfde dichtbundel Van de arena en het lastdier (1995)
is vertegenwoordigd met een aantal losse gedichten, die voor een groot deel aan
plaatsen zijn verbonden, zoals Texel, Praag en Sarajevo. Maar ook staat er een
paard, is er een winterschilder en zelfs een peepshowmeisje wordt keurig
omgetoverd tot een gedicht. Herinneringen doemen dan weer op, over het jongensinternaat
tijdens de jaren zestig, of over zijn vader in het ziekenhuis.
Uit de zesde bundeling Dus dit is zomer (1998)
werden 32 losse gedichten opgenomen. Het zijn opnieuw momentopnamen van een
waarneming, soms getint met ironie, dan weer met nostalgie. De dichter mijmert
graag: Hij is zo’n zomerdromer. Eppie Dam schreef ooit Alles wat
Degenaar treft, verandert onvermijdelijk in poëzie. En dat heeft hij ook in
Huisbroei (2003) bewezen. Of het nu over tienermeisjes gaat, een oud paar,
of een oud lief, telkens worden zij raak gevat in woorden. Ook De kunst van
het dichten wordt ons bijgebracht en dat als volgt: Ik geloof in het
paardebloempluisje / waaraan je je vertilt als jet het vangen wil // en
dat je in een zucht wegblaast / zodra het je verveelt // Dat zoveel
ruimte aan je laat / dat het er bijna niet is als het er is // maar dat
met fijne weerhaakjes / toch de aarde aan zich bindt.
In de cyclus Het wit waarheen ze terug zal keren wordt
zelfs aftakeling en naderende dood verfijnd omgezet in aangrijpende poëzie. De
afdeling Ongebundeld bevat verspreide gedichten, geschreven in dezelfde
eenvoudige, maar toch steeds verrassende stijl waardoor Degenaar bewijst dat
voor hem poëzie het vastleggen is van dat wat voor hem betekenis heeft. J’écris,
donc je suis. Deze instelling levert voorlopig een mooi subtotaal van de
memoires van een charmevol dichter.
Handkussen van de tijd, Job Degenaar, Uitgeverij Liverse, Dordrecht, 2012,
ISBN 978 94 91034 06 0
(Tony Rombouts)