Deze nieuwe bundel van Paul
Rigolle werd uitgegeven naar aanleiding van Gedichtendag 2013. Op het eerste
gezicht is het inhoudelijk een wat hybride werkstuk, een verzameling van zes op
zichzelf staande korte cycli van gedichten, geschreven naar aanleiding van
indrukken, die de dichter op één of andere wijze hebben geïnspireerd. Zo is er
de cyclus De Galerij, die
reflecteert over het werk en de persoon van een aantal idolen, die indruk
hebben gemaakt. Het zijn andere dichters zoals Borges, Gezelle, Lucebert,
Pessoa en Vroman, maar ook Dylan, Clapton, Coltrane. De cyclus Ver weg in Europa bevat dan weer
poëtische indrukken bij diverse plaatsen in Europa van Portugal over Italië,
Frankrijk, Duitsland, Ierland naar de
eigen Noordzee. In de cyclus Portret van
de dichter als coureur is fietsen de metafoor voor de voortstuwende kracht, die ons doet
leven en liefhebben: Joel en duw ons
voort, / kijk naar ons zolang het nog kan want fietsen / is behagen en louter
liefde kan ons vleugels geven.
Bij nadere lezing evenwel, ontdek
je langzaam hoe die diverse cycli in elkaar glijden en één poëtisch geheel gaan
vormen. De sleutel daartoe is de laatste cyclus Noveen en de drie afsluitende gedichten Tot het bestaat, waarbij de eerste cyclus Hooglied eigenlijk reeds de toon heeft gezet.
Rigolle bouwt in deze bundel zijn
poëtica verder uit. Hij refereert daarbij naar zijn iconen, plaatsen, passies
maar ook naar simpele dingen, waaraan hij als schrijver schatplichtig is. Hij
zoekt daarbij naar zijn eigen identiteit, zijn plaats in de wereld en tussen
zijn geliefden: Alsof je droomt van iets
/ dat geen toekomst heeft en toch bestaat./ Alsof je zeggen wilt: vraag niet
naar wie / of wat ik ben, noch waar ik kom. Personen en plaatsen zijn
eigenlijk maar aanleidingen voor die zoektocht zoals in Borges: Al het goede is van
niemand / en dat is waarom het ons in boeken / toebehoort die niemand
schrijft., of in Rimini: Dagen lang al liefste, leven we languit / in
de liefde. Ik ben geen ander meer / en jij blijft enkel nog jezelf…
In de laatste cyclus maakt de
dichter de balans op, concludeert. Het zijn verzen van ongewone zeggingskracht
en directheid, gedragen door een volgehouden ritme en taalbeheersing: Wat in ons weegt en wat ons lichter maakt:
is wat je zoekt. Wat je verzwijgt als je spreekt… Het is wat overblijft als je
alles losgelaten hebt. In het laatste vers, vindt de dichter zijn
bestemming: Altijd is en blijft het,
altijd zal het / knokken zijn in de ring van de taal. / Tot het bestaat.
Deze poëzie ontleent haar kracht
aan een sober en afgemeten taalgebruik, geen hermetische metaforen of moeilijke
structuren. Elk woord staat waar het moet staan en draagt feilloos bij tot
betekenis, vorm en ritme van het geheel. Voor de dichter Rigolle geldt
-Descartes parafraserend- “Ik kan het schrijven, dus het bestaat.”
Tot het bestaat, Paul Rigolle, Uitgeverij
C. De Vries-Brouwers, Antwerpen-Rotterdam, 2013, ISBN 978 90 5927 300 9
(Richard Foqué)