Slijpsel van tijd

Met Slijpsel van tijd is Bert Kooijman aan zijn 19de bundel toe. Onder het pseudoniem Ben Marée publiceerde hij in 1961 zijn eerste dichtbundel Koningin zwart van woede. Zoals hij zelf getuigt is poëzie schrijven “iets dat hem overkomt”. Daarna volgt een rijpingsproces en het schiften. Het resulteert in een uitgepuurde, van alle ballast ontdane lyriek, zuiver en beheerst. Slijpsel van tijd is niet anders. Het valt niet te ontkennen dat Kooijman, die zijn moeder verloor op driejarige leeftijd, gefascineerd is door gemis, verlies, dood van de geliefde en pogen dat te plaatsen. Deze thema’s zijn ook in deze bundel het leitmotiv. In drie cycli tracht de dichter het verlies van zijn geliefde als het ware te omcirkelen, omzichtig te vatten in taal en daardoor het voor zichzelf begrijpbaar te maken. Slijpsel is de afval, die overblijft wanneer je aan een potlood een punt slijpt. Het zijn flinterdunne schillen en fijn stof. Zo schilt Kooijman in zijn gedichten de tijd, laag na laag, om zo trachten door te dringen naar wat daarachter ligt, wat je niet kan zien maar wel wil weten, wat nooit terugkomt maar waar je wel naartoe wil gaan. De taal is daarbij zijn werktuig, het gedicht het geslepen werkstuk: Niets om het lijf/te vergulden met taal./Het spel kent zijn raadsel/het pad zijn uiteindelijk/einde, het gedicht een gat/om te bezinnen./Zo groeit de tekst tevoorschijn/uit het wit van het papier. In de eerste cyclus brengt de dichter omzichtig het materiaal aan, dat hij wil slijpen: licht, duisternis, stilte en de niet te vatten tijd: Stilte broedt het ei/uit van het woord./Wat uit het oog verdwijnt/licht op in het duister./Kleurt een vlag rood/en vangt het waaien aan./Vertraagt tijd/tot hij rijp is. Wat volgt in de omvangrijke tweede cyclus is één grote poging om zijn geliefde terug te halen uit de dood: het ontsluieren van wat voor altijd is verdwenen, het terughalen van de herinnering, het slijpen van de eeuwigheid en het slijpsel koesteren. Nu je in schaduwen woont/schitter je nog het meest! En wat verder: en om je niet meer te verliezen/maak ik hoorbaar/wat in je donker zwijgt. In de derde cyclus, geschreven in de hij-vorm, neemt de dichter opnieuw afstand, berust, en realiseert zich dat hijzelf geslepen wordt door de tijd; als slijpsel in de natuur zal verdwijnen: Hij sleept zijn schaduw/achter zich aan, slikt/de woorden in die hem/vergrijzen en ziet/hoe de natuur bestaat/zonder aan hem te denken.
Onder andere Victor Vroomkoning heeft Kooijmans poëzie omschreven als ‘abstracte verzen opgetrokken uit hermetische taal’. Wellicht een verwijzing naar het gesloten metaforisch taalgebruik, dat op het eerste gezicht de diepere inhoud versluiert. Maar zelden werd er liefdespoëzie geschreven met zo een intensiteit en openheid, alsof het gedicht zelf de geliefde opnieuw tot leven zal wekken. Nooit pathetisch getuigen deze liefdesgedichten van een extreme sereniteit en een diep hartstochtelijk streven naar de onbereikbare volmaakte liefde. Poëzie, die ontroert en beklijft.        

Slijpsel van tijd, Bert Kooijman, Uitgeverij Kleinood & Grootzeer, Bergen op Zoom, 2012, ISBN/EAN 978-90-76644-62-2, www.kleinood-en-grootzeer.com

(Richard Foqué)