De slik keert in de keel


Het loonde de moeite om vijftien jaar te wachten op een nieuwe bundel van Lieve Desmet. In In de maat van de zee lezen we poëzie die tot volle maturiteit is gekomen. Sensibiliteit, subtiliteit en intelligentie kenmerken haar vakmanschap dat nooit de indruk van routine geeft: elk woord in haar gedichten werd uitgekiend, de thematische gelaagdheid erin is verfijnd, doordacht. De bundel bestaat uit vijf titelloze afdelingen en één introgedicht. De zee (plus de elementen en woordvelden die er naar verwijzen, alsook de symboliek die ze met zich meedragen) speelt, zoals de titel aangeeft, een belangrijke rol. Letterlijk: in de consequent gebruikte beeldspraak. Figuurlijk: in de golfslagen waarop woorden zich laten lezen. We deinen mee. Omdat de zee zich in deze bundel voortdurend laat zien en gewaarworden, lijkt elk gedicht wel op een bootje van papier.

Desmet is er met brio in geslaagd om een bundel samen te stellen die we op meer dan één leesniveau kunnen benaderen. Op het ene niveau lezen we gedichten die zich in en met de tijd betrokken voelen. Herinneringen duiken op een onbeschreven blad op: bijvoorbeeld aan de kindertijd (het kind manifesteert zich als motief), aan een zus, aan de schooltijd, aan zeevakanties, aan een opstandige puberteit. We ontwaren in verschillende gedichten de contouren van moederfiguren. We lezen observaties over Oostende, een nachttram, een waslijn. We vermoeden sociale bewogenheid, onder meer in de ‘eenzame uitvaart’-gedichten (en andere gedichten met necrologisch karakter). De vluchtelingen- en daklozenproblematiek herkennen we in het Brusselse Warandepark. In het sterke gedicht fort Europa bloeden de zeeën. Er is empathie met het ouder wordende deel van de mensheid. Al noteert Desmet zelf: roep mij en ik schrijf met zoetigheid, is haar taalwereld verre van zoet en sappig. Zeker, een prevelende fluistertoon - wat zij als éénzang omschrijft - zijn deze gedichten niet vreemd.

Maar Desmet kiest niet uniform voor een afgelijnde weg: met modder tussen de tenen kies ik voor de holle weg – elders de dwarse weg genoemd. Het gefluister wordt dan schreeuw boven de boomgrens uit, op zoek naar zijn bereik. Een stem op tast naar een bedding, naar gehoor. Iets schor klinkt in deze gedichten door want onderhuids laten deze teksten stekels en putten zien. Tussen de lijnen, in de branding van deze gedichten smeult weerbarstigheid: in dit geprevel kraken gedachten/ de slik keert in de keel. Van bitsige luciditeit geeft haar poëzie dan blijk. Hier daagt iemand de taal tot spreken uit – of het is de taal die iemand tot tweespraak aanmaant. Hiermee kwamen we op een tweede leesniveau terecht met een duidelijk reflexief en meta-poëtisch karakter. Wat maakt dat haar poëzie niet zomaar voor de hand ligt.

Een dwangmatig aanvoelende tegendraadsheid siert dit werk en dat laat hard waaien en stormweer toe: Desmet verweert er zich tegen. Illustratief voor deze houding is het prachtige gedicht tegendraads: woorden uit de bolster schrijven van deze rauwe tijd//om ze met gepelde tongen uit te spreken.

In de maat van de zee, Lieve Desmet, Uitgeverij P, Leuven, 2019, ISBN 978 94 92339 92 8

(Alain Delmotte)