Het episch gedicht Nachtopera
van Liesbeth Langemaat (Bergen op Zoom) verscheen begin dit jaar bij
Wereldbibliotheek, Amsterdam. Vierenveertig gedichten, in een schitterend boekje
met inktzwarte omslag, waarop een foto van een indrukwekkende kwal: de Chrysaora
melanaster (doorsnede 30
meter , tentakels die tot 6 meter kunnen
uitwaaieren).
Liesbeth
Langemaat vertelt het verhaal van een vrouw, een man, een kind. In vijftien uitdeinende
gedichten krijgt de vrouw een stem, veertien gedichten lang spreekt de man en
opnieuw vijftien gedichten gaan over het kind. Deze personages lijken verstrikt
in een intens en beklemmend liefdesspel. Soms bevinden zij zich in een
wonderlijk-dromerige onderwaterwereld, bevolkt met vissen, zeeschildpadden,
anemonen en koralen.
De relatie
tussen man en vrouw verandert met de komst van het kind. Het kind overweldigt de
vrouw: Ze morste zich
uit/ in mij, ze bevlekte me. Ze was de dauw op mijn/ huid, de nevel, die zweeft
over het land. Ze wentelt zich rond mijn/ hals, cirkelt en valt,/ ze besluipt
me.’ Zij
blijkt haar taak als moeder niet echt aan te kunnen: ‘Mijn universum is een platte schijf./… ik
lig op mijn buik op de wereldscherf/… Als ik val, houdt het vallen nooit op. Het standpunt van de man
is op zijn minst ambigu: Ik vroeg haar of ze een zeeschildpad wilde zijn/… Ik vroeg haar of ze
wist dat ze een engel was/... Ik doodde haar/... In mij wonen duizenden,
miljarden mannen, ik streel mijn harpoen in hun naam.
Het meisje lijkt op haar vader: In de huid van het kind ligt zijn huid, in
haar oog dat van hem,/ in haar lopen en zingen hoor ik de stap en de stem van
de man./ Ik heb het kind verboden te dansen. De man bekommert zich om haar, niet
altijd tot genoegen van de moeder. Wanneer de vrouw spreekt/ kruip ik met het kind onder
de tafel/... De vrouw opent/ haar mond en ik verdwijn met het kind, ik maak dat
ik wegkom. En: Ik spande
ragfijne netten in de kamer/… Ik bedacht anemonen/ voor haar, nam het
gefluisterde roze, ik kende geen zachtere tint en/ doorstreepte hun huidbleke
zweving met vurig magenta en druppels/ karmijn.
Uiteindelijk laat de man het kind
los: Het laatste wat
ik zag/ van het kind was haar hand. als een maanvis dreef haar hand door het
raam,/ een lampion./ ... Het kind/ lustte me niet, ik verloste me van haar
verhaal, sloeg met mijn staart en/ de tijd spatte op. Het kind ontsnapt: Ze vouwt bootjes van de man, zijn hoofd,
zijn pels,/ zijn oog. Morgen zit ze met een kist vol sloepjes op het strand,
een voor een/ laat ze de woorden en de mannen te water, en ze blijft kijken tot
ze donker/ en zwaar geworden zijn, en verdwijnen.
Liesbeth Langemaat maakt van een
ogenschijnlijk banaal liefdesverhaal een fantastisch sprookje. Door haar soepele
taalvaardigheid herschept ze de conflicten binnen een gezin in een oceaan van
schoonheid, in een krachtig, verhalend gedicht.
Nachtopera, Liesbeth Langemaat,
Wereldbibliotheek, 2015, ISBN 97890284 2567
(Nicole Van
Overstraeten)