Van de nu 91-jarige maar onvermoeibare dichter-taalkundige en musicoloog Francis De Preter (1932) verschenen twee cahiers: Souvenirs en poésie en Musica Poetica. Het eerste cahier bevat franstalige gedichten over een rondreis in het Noorden van Frankrijk/Frans Vlaanderen, met haltes in Fauquemberges, Cap Gris Nez, St Bertin, Arras en Boulogne-sur-mer. Omzwervingen in de cultuur en geschiedenis van zo nabije gewesten. Een tweede cyclus met eveneens franstalige gedichten geeft enkele blijvende indrukken weer over de oorlogsperiode in zijn jeugdjaren, onder de titel La guerre comme à la guerre. Luister jongelieden: Bompa vertelt over den oorlog.
De derde cyclus van het eerste cahier met Nederlandstalige gedichten is getiteld Van straten, pleinen en plaatsen – een poëtisch verhaal uit mijn kindertijd (1932-1960). Hij werpt een weemoedige blik op de plaatsen waar De Preter gewoond en geleefd heeft en van straten, pleinen en plaatsen waar hij, voor de goede verstaander, leerde te schrijven tussen de lijnen.
Tolstraat
Hier stond destijds een tolhuis,
gevestigd in de vestingmuur…
honderd jaar geleden omgebouwd
tot herenhuis met wissel-bankkantoor.
In grootvaders trappenhuis
was verdwalen geen kunst;
in het karrenhuis idem!
Kleine tuin met sjoelbak en pissijn.
Je kon in zijn kantoor een jongen zien
die stempels in het kasboek drukt.
’s Nachts telde die de auto’s op de leien
met hun zoeklicht op de gevels.
Het tweede cahier omvat een poëtische wandeling doorheen het werk van Francis’ lievelingscomponisten: Alain, Bach, Bartok, Brückner, Butterworth, Buxtehude, Delius, Haydn, Hindemith, Janacek, Kabelac, Martinu, Miaskovsky, Pärt, Rautavaara, Ravel en Williams.
De Preter bezingt met literaire, soms religieus getinte, devotie de emoties die bij hem opwellen, bij het horen van de muziek van zijn geliefde componisten. Vaak zijn deze meesters minder bekende grootheden uit Oost-Europa, landen die de dichter veelvuldig bereisd heeft.
Naast zijn functies als journalist en taalcorrector bij een grote uitgeverij, gaf de dichter ook gedurende 20 jaar vrijwillig les in Franse conversatie in het Cursuscentrum van Heist-op-de-Berg. In de jaren zeventig van de voorbije eeuw was Francis De Preter eveneens, gedurende 17 jaar lid van de redactie van het literaire tijdschrift Deus ex Machina. Uit die periode herinner ik me het verhaal van de mij toen onbekende componist Frederic Delius. De Preter bezocht diens woonhuis in Grez-sur-Loing, beneden Parijs. De oude meester, zittend in een stoel, aan de boorden van de Loing, een deken over de knieën, gesloopt door syfilis. Onderwijl noteerde een amanuensis vlijtig de zo romantische muzikale invallen van de componist: On hearing the first cuckoo in spring.
Lenteserenade
(Frederic Delius: On hearing the first cuckoo in spring)
Boogstreek na boogstreek
schildert met penselen
een fijnbesnaard rivierlandschap
met gonzende kleuren, op en neer.
Verzonken in de klankenzee,
vermomd als klarinet,
herhaalt de koekoek
in eindeloos herhaalde echo’s
zijn hartverwarmende roep.
Grez-sur-Loing!
Ik hoor u uit de verte,
vereeuwigd in de lokzang
van uw Deliaans paradijs.
Onder de gedichten die de muziek bezingen vermeld ik graag ook The lark ascending van Ralph Vaughan Williams, het enig mooie stuk over het klimmen van de leeuwerik in het zwerk : de leeuwerik bestijgt de trappen van ’t heelal / op hoge wijs --- / ik spring mét hem, ik val, / waar ligt het paradijs.
Reizen, muziek beluisteren en gedichten schrijven. En tussendoor een lekker wijntje brouwen. Francis’ leven en poëzie zijn één lofzang aan de schoonheid en intense natuurbeleving, met alle zintuigen waarover een mens beschikt. En dat zijn er gelukkig vele.
Souvenirs en poésie / Musica Poetica, Francis De Preter, eigen beheer, Heist-op-den-Berg, 2023
(Marc Bruynseraede)