Kore


Het middelpunt is het vertrekpunt
. En het vertrek- en middelpunt van deze bundel is de mythe van Kore (of Persephone). Is het noodzakelijk om het verhaal van die mythe te kennen? De grote lijnen wel: dan herken je wel een aantal dingen. Het is meer de vraag wat de dichter met dit verhaal aanvangt. Boelsma maakt er iets heel eigens van, integreert het in haar specifieke denkwereld en taalidioom. De bundel biedt een panorama van met elkaar verbonden betekenislagen. De lectuur ervan is niet vanzelfsprekend. Deze gedichten vragen om herlezen te worden. Hoe meer je leest – hoe meer je te lezen krijgt. In deze recensie beperk ik me tot wat mij opviel. Kore staat voor groei. Die groei genereert processen: laten we uitgaan van een voortschrijdend proces. In de taal opent zich voor die Kore een nomenclatuur: woorden geven Kore vorm. De omgeving (de locatie) wordt benoemd, krijgt vorm: ontvouwen is voltooien. Men wordt één, men wordt deel, een generiek onderdeel. Groei impliceert een aantal ‘bewegingen’ (waarbij tegengestelde bewegingen worden meegerekend), die een voortgang teweegbrengen en die, verspreid over de bundel, richtingen en windstreken, verplaatsingen en veranderingen en stuk voor stuk elementen van tijd en ruimte in zich dragen. Die lijken de hele bundel door bezworen te moeten worden. Nog het meest gebeurt dit in de markante cyclus Rituelen om de kamer te bezweren. Deze onvergetelijke reeks is het schitterende hoogtepunt van de bundel. Al is het bij lectuur niet meteen duidelijk waar deze gedichten naar toe willen reiken, toch raak je gefascineerd door de poëtische spanningsvelden die ze oproepen. De kamer is een terugkerend motief (tussen vele andere motieven) en wordt onder meer een 4-dimensionele tijdbox genoemd. Zich proberen aan ruimte te onttrekken, zich clockcounterwise tegenover de tijd opstellen, woorden (…) van hun betekenis ontlasten om ze hun schijngestalten te ontnemen: als ik/een woord uitspreek dwaal ik al. Er wordt gestreefd naar vertraging, naar stilstand die als volgt wordt omschreven: alles is tot leegstand gekomen/niets ontwikkelt nog tot iets anders. Een toestand van louter nu - zoals het zich realiseert in het slotgedicht. Intrigerend is het motief van het oog (retina, pupil, iris). Kijken, zien. De behoefte om het zicht te vernauwen, te versmallen. Inkrimpen om intenser verbindingen (te) zien.  Om tot inzicht te komen en te zijn: wat gebeurt er als ik niet kijk/ bestaan de dingen wel? Kijken is een manier om oog te hebben voor de ander en zichzelf: de ander niet kunnen zien is een gemis van het zelf/ het gemis van het zelf niet kunnen zien zonder de ander. Dat brengt een kentering teweeg, het leidt tot een eindpunt: kunnen zien vanuit je iris vernauwt/een verdwijnpunt. En waar de bundel begon, daar sluit hij ook af: en ik, ik ben tot het midden gekomen/(…)//ik ben buiten de tijd gaan leven en er vanuit het midden/deel van gaan uitmaken. Vurig, sensueel, inventief, intelligent, meditatief: Boelsma wordt met deze publicatie een dichter om mee rekening te houden.

Kore, Estelle Boelsma, Stichting De Kaneelfabriek, Udenhout, 2020, ISBN 9789083011929/NUR 306

(Alain Delmotte)

Ik ben niet mooi


Ton van ’t Hof (Haarlem, 1959) is dichter, poëzie animator, blogger en uitgever. Niet een van de uitsloverige soort (zoals bijvoorbeeld Chrétien Breukers), maar veeleer een stille onderzoekende.

Na het opheffen van zijn interessante uitgeverij Stanza bleek het bloed toch weer te kruipen waar het niet gaan kan en startte hij begin 2019  met de reeks Gaia Chapbooks (gaiachapbooks.com).

Gratis (een te downloaden pdf) of tegen een luttel bedrag (een keurig uitgevoerd boekje) kan de lezer kennis nemen van (voornamelijk) poëzie die de minder gebaande paden volgt. Martin Knaapen, Alain Delmotte en Willem Thies publiceerden onder meer in deze reeks: geen gelikt fonds dus.

Waar tijd al niet goed voor is noemde Ton van ’t Hof zijn eigen nieuwe Chapbook. Die titel geeft perfect de sfeer van de inhoud van deze bundel weer: bijna opgewekte desillusie. In de gedichten vindt een vorm van zelfonderzoek plaats, zonder drama maar met een vleug ironie. Aan het eind van de bundeling staat een soort conclusie in de vorm van een aantal opmerkingen.

Ik ben niet mooi, niet succesvol en heb niet alles op orde.

Ik geloof niet in de maakbaarheid van het leven, heb het te vaak niet

onder controle.

 Ik schrijf dikwijls over wat ik mooi vind, waar ik bang voor ben en

over de dood die niet vermeden kan worden.

Nou, ik geloof dat dit het wel zo’n beetje is

Van ’t Hof doet iets dergelijks vaker. Door de bundel heen komen we aangenaam droog genoteerde ‘opmerkingen’ tegen die het scheppingsproces becommentariëren en het geheel een extra poëtische impuls geven. En zo krijgen we een collectie onderzoekingen die een natuurlijk gevoel voor zuiverheid en voor het experiment uitstraalt.

Uit: Het probleem van aansprakelijkheid

Er zat een vleugje opstandigheid in de lucht,

wat heel opwindend was

en me deed denken: de wereld is aan verandering toe.

De wereld is aan verandering toe.

Ik neem graag mijn verantwoordelijkheid

in mijn gedichten, altijd gedaan.

Aandacht voor wisselwerking is typerend voor een dichter die niet vast wil zitten aan het gebruikelijke en het voorspelbare. In Waar tijd al niet goed voor is bestaat een vloeiende wisselwerking tussen prozaelementen, meer lyrische regels en experimentele uitstapjes. De ingehouden reflecterende toon van de dichter zorgt ervoor dat het resultaat niet geforceerd overkomt.

De Gaia Chapbooks zijn een goed initiatief in een tijd van veel ‘veilige’ (want voorspelbare en hoogst ‘begrijpelijke’) poëzie. In Kandahar Airfield belicht de voormalige beroepsmilitair Van ’t Hof zijn zeer persoonlijke manier van schrijven heel ‘ontwapenend’.

‘Je moet een boek schrijven.’

Maar dat kan ik niet. Als ik begin

blokkeert de toevoer. Er blijft mij niets anders over dan

een ommelands vers, de doedelzakspeler

te midden van een doodstille menigte (…)

Twijfel en onzekerheid kunnen uitstekende drijfveren zijn voor literaire creatie en onderzoek.

Ik heb alle tijd. Ik heb er alle tijd voor.

Tijd om te leren. Van mijn zwakheden & misslagen.

Waar tijd al niet goed voor is, Ton van ’t Hof, Gaia Chapbooks, 2020, ISBN 978-0-244-84263-5

(Erick Kila)

Slagwerk


Direct na de eerste golf van de Covid 19-pandemie publiceerde dichter en beeldend kunstenaar Mark Meekers, alias Marcel Rademakers, een bundel Corona-gedichten, met als titel SLAGWERK. Op de cover de eigen creatie Schulpten: Glimlach met geweld (1990), een evocatie van een gemaskerd gezicht met geforceerde glimlach en rood gestifte lippen, die doorheen het masker prangen. In deze kleine coronasuite verzamelt Mark Meekers 32 gedichten zonder hoofdletters. Afgedrukt in reuzengroot lettertype, met variërende lay-out. Titels als: Adembenemend, Oversterfte, Moederdag 2020, Uitreisvisum, Isolatie, Vertrek… hoofdletterwoorden die bijna trendy overkomen in deze vreemde gemaskerde tijden, waarbij afstand houden en hygiënische disciplines de ordewoorden zijn. Direct na de inhoudsopgave prijkt een citaat van de Oostenrijkse karikaturist Gottfried Helnwein. In vrije vertaling: Als kunstenaar moet je in je binnenste de eenzaamheid kunnen beleven. Dat betekent dat je op een gegeven moment conventies moet overwinnen en je eigen stappen moet zetten. Er bestaat geen alternatief, daarom zal de kunstenaar altijd tot op een bepaald moment een tegenspeler van (of een dwarsligger in) de maatschappij zijn. Hij blijft steeds verdacht, hij zal steeds op de rand van de illegaliteit of tenminste op de rand van de pijnlijkheid ageren. Het is evident dat in de literaire wereld de vrijheid-beperkende Corona-maatregelen niet met gejuich zijn ontvangen, vooral omdat de cultuursector tot nu toe naast de steunmaatregelen grijpt, die regeringen wél aan de economie toebedelen. Een kunstenaar, zegt Gottfried Helnwein, zal altijd een dwarsligger zijn die rebelleert.

SLAGWERK is een krachtige bundel, die zindert van verontwaardiging. Mark Meekers haalt fel uit naar de aanmodderende politiek: een regering van opblaaskrokodillen en/ geslagen honden waakt over ons welzijn. /… ze houden elkaar de handen boven het/ hoofd als het boven regent en onder lekt,/ volksverlakkers naaien ons oren aan. Ook de volgzaamheid van de bevolking haalt Meekers door de mangel: de lakeenden slikken./ de gemondmaskerde/ meerderheid zwijgt, volgt de goede herders./ wij zijn een nederig gehoorzaam volkje/ maar wel olympisch kampioen in sterften.

Deze kleine coronasuite bevat naast woede-uitbarstingen ook verzen boordevol mededogen voor de grootste slachtoffers van de pandemie - ouderen in WZC, bedelaars, illegalen, kinderen die hun opa’s, oma’s en hun vriendjes niet meer mogen zien, want scholen sluiten. woede bijt zich in mij vast als een teek./ mijn moeder mooi geverfd door het leven,/ nog lang niet afgebladderd maar vergeten/ in de dode hoek van de laatste kamer. En: bedelaars, illegalen en bejaarden uit het/ straatbeeld,/ achter steeds hogere muren,/ die elke dag meer discrimineren. In de zink-/ put van een rusthuis, zonder schild of vriend. Het laatste gedicht voorspelt weinig goeds: de vrienden deemsteren weg achter hun/ brillenglazen, worstelen met de zuurstofslang/….  Ik koel niet af… ik zal enkel buikspek aanmaken, adem/ scheppen uit de rivier van de herinnering.

Zal deze pandemie ooit voorbijgaan? Mark Meekers’ doemscenario klinkt als harde percussie, als slagwerk. Misschien, oppert hij niet zonder ironie, zullen alleen de schimmels zijn verhaal nog kunnen navertellen…

Slagwerk – Kleine coronasuite, Mark Meekers, Uitgeverij ARTsenicum, Heverlee, 2020, ISBN Doelgroep volwassenen, NUR 306.

(Nicole Van Overstraeten)

Eert uw vader en uw moeder


Gaat Demer Uitgeverij met de bundel Eert uw vader en uw moeder de religieuze toer op? Dit vierde gebod komt meermaals in de Bijbel voor en omvat vier beginselen: heb waardering voor hen, heb respect voor hun gezag, behandel hen met respect & zorg voor hen. 

Best aanvaardbaar. Idem dito mochten dergelijke grondbeginselen ook van de ouder naar het kind toe gerespecteerd worden…

Samensteller Hannie Rouweler daagde auteurs uit (ladies only) hun verhalen en gedichten over ouders op papier te zetten. Sommige dames hielden zich uitsluitend aan poëzie (Marije Kos, Inge Boulonois, Marleen De Smet) of proza (Amy de La Haye) en bij de anderen is het een mix van beide. Wat ongelijk verdeeld: van lange bijdragen tot één tekst (proza van dr. Pieta van Beek).

‘Bitterzoet’ lijkt de juiste term om het geheel te betitelen. Van mooie herinneringen, al dan niet omfloerst door een waas van melancholie, tot het relaas van minder fraaie, soms pijnlijke momenten – en dat is wel eens letterlijk te nemen. De titel Eert uw vader en uw moeder krijgt dan ook een ironische bijklank. Het heeft hoe dan ook een bundel opgeleverd waar variatie troef is en waarin heel wat fraais te ontdekken is. Enige smaakmakers:

Los laten, laten glijden,/ het is zo zwaar./ Niemand kan je leven leiden,/alleen jijzelf, is de les./ Leg niet steeds die zenuw open,/angst is een mes. (Marion de Vos-Hoekstra).

en wat zij ons verhaalde/ droeg beelden en/ gedachten/ de fluistering van liefde/ het reikte leven aan// wij fluisterden/en taalden/ naar al meer (Pien Storm van Leeuwen).

Telkens je aan de rand van nieuwe dingen stond,/ deinsde je terug. Je ziel bleef gevangen, maakte geen plannen./ Ik heb gevoeld hoe je ziel vertrok./ Eindelijk vrij. (Jenny Dejager).

Men zweeg en verzweeg meer,/ tijd zou alles leren, alles helen -/een waarheid als een broze schaal/ die niet, nee niet mocht breken. (Inge Boulonois)

Ik zie haar zachte blik. Ik schrijf:/ ma, leef nog een boek vol./ Blijf. (Marleen De Smet).

ik heb mijn resttijd nog om stilte,/ rust en vrede in mijn ziel/ toe te laten (Mattie Goedegebuur).

Maar als ik aan thuis denk, word ik altijd verduisterd door zware mist. Sinds mijn wortels onvoorbereid, om verdriet te voorkomen, werden onttrokken uit de voor mij vertrouwde grond ben ik het thuisgevoel verloren. (Amy de La Haye).

Meestal kwam er bij de grote mensen ruzie over, maar wij kinderen praatten en speelden gewoon. (dr. Pieta van Beek).

Van buiten aangevreten/ van binnen opgeslokt/ kleiner, steeds kleiner/ geslonken was ze, leeggezogen// dan opgepakt door de wind/ die onschuldige wind/ had de wind eronder// en ze was weg/ ze zal nooit meer zijn/ dan in de herinnering. (Marije Kos).

Het is weg, het zal nooit meer zijn, maar de herinneringen zijn vereeuwigd in deze bundel, die rust, vrede en resttijd kan brengen in de ziel van deze dames, en hun lezers.

Eert uw vader en uw moeder, samensteller Hannie Rouweler, Demer Uitgeverij, Leusden, 2020, ISBN 978-0-244-87234-2

(Roger Nupie)

Het licht achter de deur


Guy van Hoof publiceerde in 2019 zijn negende dichtbundel, Het licht achter de deur, bij Uitgeverij C. de Vries-Brouwers, Antwerpen. Een verzorgde bundel met donkergroene kaft. Op de voorkant een intrigerende interpretatie van het beroemde Jugendstill-schilderij Der Kuss van Gustav Klimt. De bundel bevat 61 gedichten. Jos Daelman schreef een intro op de voorflap en een nawoord achteraan in de bundel. Guy van Hoof leidt zijn gedichten in met een citaat van Graham Greene uit De Stille Amerikaan: Kamers veranderen niet, snuisterijen blijven staan waar je ze hebt neergezet: alleen het hart takelt af. De bundel is voorzien van verhelderende aantekeningen, die verwijzen naar de genese van de gedichten. De dichter vermeldt ook eerdere versies van zijn werk en/ of publicaties in literaire tijdschriften en bloemlezingen.

Gewone dingen, Afscheid aan zee, De dagen van het jaar, Niets gaat verloren, Huiveringwekkend mooi en Raak mijn hoofd aan: zes cycli waarin de dichter de wisselwerking observeert tussen landschap en mens, tussen object en subject, tussen droom en daad. In de eerste cyclus wordt de toon gezet, de dichter raakt aan de magie van het dagelijks leven: Aan de linkerkant van de trein, aan de rechterkant/ van het coupé lijkt de natuur wel verzonnen, een decor/ van een animatiefilm, ingezoomd op plastic kleuren/ en lauwe dieren die nooit zullen beseffen hoeveel jaren/ ze daar al staan zonder te hoeven denken…

In de volgende cycli verzamelt Guy van Hoof gedichten met afwijkende thema’s, maar die naar vorm en inhoud parallel lopen, perfect passend in zijn vloeiend melancholisch oeuvre. Hernieuwde contacten met zijn ouders verwoordt hij in Afscheid aan zee. In De dagen van het jaar introduceert hij een gedicht met als titel Het ontstaan van de wereld (naar L’origine du monde, een schilderij van Gustave Courbet). In Niets gaat verloren werkt de dichter verder aan zijn ‘poëtische’ kunstgalerij: contacten met kunstenaars zijn altijd opnieuw een bruisende bron van inspiratie! In Huiveringwekkend mooi ziet de dichter hoe de tijd niet op zijn stappen terugkomt. Mensen proberen vruchteloos de tijd te vangen, als ijdele verzamelaars van kostbaarheden/Maar uren/ en minuten verdwijnen tussen de kieren van een hand,/ zoals de goden vuur en regen door onze levens/ gooien. De laatste cyclus Raak mijn hoofd aan bevat zeven delicieuze liefdesgedichten: Misschien hou ik meer van jou/ dan eender welke god dan ook/ ooit van een mens heeft gehouden/ want liefde is in de voering/ van mijn eeuwigheid genaaid/ en is verweven met de woorden/ die in de lijn van mijn hand werden gezaaid.

Tenslotte: Guy van Hoofs gedichten zijn aards van leven, zijn woorden lijken met huid overtrokken en worden een ander zintuig dat enkel de dichter bezit. Ik citeer hier opzettelijk Jos Daelman, die Guy van Hoofs poëzie samenvat met deze glorieuze woorden: een dichter op het hoogtepunt van zijn kunnen… Wat een kracht, wat een pracht!

Het licht achter de deur, Guy van Hoof, Uitgeverij C. de Vries-Brouwers, Antwerpen-Rotterdam, 2019, ISBN 978 90 5927 605 5

(Nicole Van Overstraeten)

Instructief-lyrisch-lucide


Op het voorplat van de mooie en doordacht uitgegeven bundel leerdichten Ipse dixit (‘Hij heeft het zelf gezegd’) lezen we drie namen: Frans Boenders (de dichter), Johan Clarysse (de schilder) en Nemesianus (de leermeester). Boenders heeft enkele teksten van Nemesianus vertaald en herdicht. De prangende schilderwerken van Clarysse zijn ‘maieutische’ verbeeldingen: ze gaan in dialoog met de teksten. Het plastische verrijkt, verruimt het tekstuele. De confrontatie tussen tekst en schilderwerk creëert nieuwe contexten en onvermoede interpretatieve mogelijkheden. Het zijn geen illustraties bij het geschrevene. Clarysses werken ontstonden niet naar aanleiding van deze gedichten. Het is een keuze uit het werk van Clarysse tussen 2003-2015. Of dit in samenspraak gebeurde dan wel dat de keuze door Boenders werd gemaakt, is van secundair beang. Het is evenwel duidelijk wat Boenders en Clarysse bindt: de reflectie.

Nemesianus was een Carthagisch dichter uit de derde/vierde eeuw na Christus. Hoe Boenders in contact kwam met geschriften van Nemesianus, vertelt hij in zijn inleiding. Hij raakte in de ban van een aantal fragmentaire teksten die anekdoten bevatten over Oudgriekse filosofen en summiere inhouden van presocratisch gedachtegoed.  Blijkbaar was Boenders’ fascinatie groot genoeg om hem er toe aan te zetten om met deze leerdichten aan het werk te gaan. Hij motiveert het als volgt: wat mijn gedichten beweren blijft inhoudelijk trouw aan de bronnen waaruit ze ontstaan zijn; maar de vorm waarin ze verdicht staan en de selectieve informatie die ze bevatten vallen geheel onder mijn verantwoordelijkheid. Meer dan vertaling en herdichting: minimaal is er sprake van een persoonlijke en zelfs eigengereide lezing.

Boenders, zoals we dat van hem gewoon zijn, kiest voor een klassieke versificatie. Ik ben geen examinator en heb niet nagekeken of Boenders zich strikt aan de regels houdt. Dat verwacht ik niet van poëzie. Het ligt veeleer in de aard van de poëzie om regels her en der bij te sturen. Routine en uniformiteit worden hiermee vermeden. Wat Boenders typeert is dat hij koos voor het sonnet. Het sonnet is meer dan een traditionele dichtvorm: het impliceert een wereldbeschouwing.

Vierendertig gedichten over zesentwintig filosofen die bekend staan onder het label ‘presocratici’. Het opzet lijkt op het eerste gezicht ambitieus en waaghalzig. Des te meer omdat Boenders een luxueus vocabularium hanteert en spaarzaam gebruik maakt van archaïsmen. Een woordenboek is wel eens nodig. Uit eerder werk weten we dat dit behoort tot het hem kenmerkende stilistische arsenaal. Etaleert hij zijn eruditie? Die is relatief: gedichten bieden meer. Vertrouwend op hun lezers hopen dichters dat zij bereid zijn om met hen mee hun verbeeldings- , taal- en denkwereld binnen te stappen. Eruditie is voor Boenders geen pose: het maakt deel uit van zijn levenshouding.

Deze sonnetten zijn bijzonder leesbaar. De toon is fris en niet hoogdravend. Tussen de regels ontwaren we luchtigheid: alsof ze met een glimlach werden neergeschreven. Als leerdichten blijven ze instructief. En als poëzie ervaren we bij lectuur geconcentreerde momenten van zowel lyriek als luciditeit.

Ipse dixit, Frans Boenders, Uitgeverij De Gebeten Hond, Harelbeke, 2020, ISBN 978492777607

(Alain Delmotte)

Poète maudit


Lily May Parker omschrijft zichzelf als een zeer gemotiveerde dichteres die behalve een passie voor hedendaagse literatuur vooral een boontje heeft voor neoromantische poëzie. Haar werk werd gepubliceerd op diverse binnenlandse en buitenlandse poëziewebsites. In 2009 verscheen de bundel Stil gefluister. Ze kreeg eveneens een forum in onder andere Portulaan. Daarnaast is ze een gedreven fotografe. Ze is een getalenteerd kunstenaar die voor deze bundel haar eigen illustraties op de lezer loslaat.

We krijgen 29 gedichten en 16 fijn gestileerde vrouwelijke wezentjes die leven in een kleurrijk gefantaseerde wereld waaruit ze lijken te willen ontsnappen. De sfeer is gespannen. Het zijn afgebakende silhouetten die verweesd achter blijven. Ik vermoed dat de tekeningen digitaal bewerkt werden. De inkleuring is speciaal. De reeks gedichten is niet ingedeeld volgens thema. De dichteres koos voor een verspreide slagorde. Op de poëtische harp van Lily May Parker worden diverse noten aangeraakt die ons van rillingen voorzien.

 

Koorts

Stil zal het zijn

nu nacht onrust ritselt

en spiegelbeeld doemt

uit de verborgen vallei

het hunkert danig

daar in het duister

ik nauwelijks erken

nauwelijks duld

spiegelbeeld te zijn.

 

Wijl ik dwaal

langs druk begane wegen

chronistische stappen

waarheen weet ik wel

de lichtlans, hij flitst

ogen zijn schotels

luister blindelings

houd pas en versnel.

 

Lily May Parker gebruikt een ongecompliceerde taal en hanteert daarbij haar eigen parameters. De gedichten zijn vooral stil, ingetogen en stijlvol somber. De dichteres werkt in stilte en bezorgt de lezer teksten die tot nadenken stemmen. Deze bundel is zeer toegankelijk voor mensen die niet vaak tot poëzie worden verleid. En als er een rode draad doorheen het werk loopt, dan is het die van de openstelling. De dichteres geeft zichzelf en haar emoties bloot. Ze laat ons binnen en neemt ons mee doorheen haar wereld waar zekerheden ver te zoeken zijn. De moeilijke, onmogelijke en verloren communicatie komt in veel van haar gedichten voor. Bij het lezen komt de associatie met Jotie ’t Hooft bij mij op. Als een passend jaargetijde moet gezocht worden, dan komen we zeker uit in een kille Victoriaanse herfst. Stilistisch doet deze dichteres haar eigen ding. Ze schuwt het risico niet. Voor de interpunctie in haar zelf gecreëerde taal legt ze zichzelf geen begrenzingen op. De toon van de gedichten is de innerlijke weergave van de zoekende mens; het individu dat een grillig kompas volgt in de hoop in een oase van rust te belanden. In de gedichten van Lily May Parker is de dreiging altijd aanwezig. De drang naar geborgenheid en menselijke warmte is groot. Er is een zekere vorm van verlies of een lichte vorm van optimisme dat altijd weer de kop wordt ingedrukt. De dichteres struikelt haar leven lang?

Poète maudit is een ongecompliceerde bundel pretentieloze poëzie die ook bij jong volwassenen een plaats verdient. De originele kunstwerken vormen rustpunten tussen de trage gedichten. Als lezer kun je hier rustig ademhalen. De gefantaseerde personages, die eerder op liefelijke vrouwelijke demonen lijken, zullen die inzet waarderen.

Poète maudit, Lily May Parker, Uitgeverij Het Punt, Dendermonde, 2020, ISBN 978 9460795 060

(Frank Decerf)